‘Alleen grote ommezwaai kan zeevaartonderwijs nog redden’

Het zeevaartonderwijs kan kiezen tussen koude sanering óf een ommezwaai, die niemand voor mogelijk houdt bij de huidige wetgeving. Die ommezwaai zou kunnen bestaan uit een landelijke fusie tussen HBO- en MBO-zeevaartonderwijs zoals in Rotterdam, één centraal management voor het zeevaartonderwijs in het hele land, desnoods volgens het coöperatiemodel en verder ‘een grote pot met geld en een grote mate van opdrachtgeving’.

  • STC-topman Erik Hietbrink op KVNR-jaarvergadering

  • Sarton: vraag zeevarende advies over bemanningsplan

Door Lies Russel
Dat was de boodschap van Erik Hietbrink, voorzitter van het college van bestuur van Stichting Transport College Rotterdam, op de vorige week gehouden jaarvergadering van de KVNR.

Volgens Hietbrink moet het zeevaartonderwijs weer ‘smoel’ krijgen en eigen gebouwen (houden). En: ‘Extra middelen, onder dwingende voorwaarden. De voorzitters van de colleges van bestuur moeten de gordijnen eens opendoen, het is namelijk vijf over twaalf. En als men zegt dat het niet kan, dan zeg ik: met minister Hermans van Onderwijs is best een deal te maken.’

Ook de commanditaire vennootschappen kregen het te verduren, tenminste als ze niet berusten op commerciële beslissingen. President-directeur G.W. Bos van Spliethoff trok van leer tegen deelnemers in CV’s, die dat louter doen vanwege verwachte winst en belastingaftrek, zoals volop wordt gepropageerd in advertenties.

‘Van belang is dat het Nederlandse ondernemersklimaat voor de zeescheepvaart wordt gecontinueerd. In het nieuwe belastingstelsel blijven gelukkig de tonnagebelasting en de fiscale faciliteiten voor zeevarenden intact. Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft Spliethoff alle schepen ondergebracht in CV’s. Het eigendom wordt gedeeld met het personeel, met name beleidsbepalende medewerkers, en van oudsher met verladers en direct betrokkenen. Dus beslist geen investeerders die louter en alleen om belastingtechnische redenen en gechargeerde rendementseisen deelnemen.

‘Wij zijn voorstander van handhaving van een attractief investeringsklimaat in de zeescheepvaart voor beleidsbepalende en economisch gebonden investeerders in de sector, waarbij alleen een gezond rendement op langere termijn uitgangspunt kan zijn. Wij laten uitsluitend op commerciële gronden schepen bouwen en beslist niet op basis van speculatieve winstprognoses in CV’s. Er worden nu ook schepen gebouwd die niet direct nodig zijn. Dat is een slechte ontwikkeling. Maar binnenkort komt er een eind aan. Ik ben er niet rouwig om.’

Tonnage inhuren

Belastingadviseur mr. Bart Rubbens geloofde niettemin in een vervolg op de CV’s. ‘Al durf ik dit bijna niet meer te zeggen, nu er op het graf is gedanst.’ Op een vraag van presentatrice Liesbeth van der Kruit of er volgend jaar een vervolg komt, zei hij: ‘Staatssecretaris Vermeend heeft het beloofd. Ik pleit voor een CV in afgeslankte vorm.’

Over de tonnagebelasting zei hij: ‘Je mag driemaal zoveel als je eigen tonnage inhuren, dan val je ook nog onder de tonnagetax. In Engeland mag je zelfs nog wel meer inhuren, daarvoor word je niet meteen gestraft.’ Hij vindt dit ook voor Nederland een goed idee. Hij pleitte ook voor korting op de werknemersverzekeringspremies, na de veertig procents korting voor de reder op het bruto loon van zeevarenden.

Dit was koren op de molen van Ed Sarton, voorzitter van de vakbond FWZ. ‘Fiscale faciliteiten voor zeevarenden komen terecht in de zak van de reder.’ Sarton ging breed lachend achter het spreekgestoelte staan: ‘U heeft mij hier uitgenodigd. Een zeker masochisme is de Nederlandse reders niet vreemd. Ze zitten hier nog op de eerste rij ook. Ha, dat zou je bij Joep van ’t Hek vast niet durven!’

De zaal hing aan zijn lippen. Hij belichtte de knelpunten die de vakbond ziet in het Nederlands zeescheepvaartbeleid: de loon- en arbeidsvoorwaarden, leef- en werkomstandigheden, werkdruk, carrièreperspectief. ‘In tv-filmpjes wordt het beroep van zeevarende mooi voorgesteld. Maar maak het dan ook zo mooi als op de televisie.’

Hij pleitte voor bijscholing van herintreders in de zeevaart, herkenbaar zeevaartonderwijs met aansluiting op de praktijk en een trainingsverplichting als in Engeland. Hij stipte ook de huidige bemanningsplannen aan. ‘Vroeger zei je: dit en dat schip vraagt zoveel bemanning. Nu moet je als reder zelf een bemanningsplan maken en dit uitleggen aan de Scheepvaartinspectie. Mijns inziens heeft de SI hier moeite mee. Ik zeg: laat de zeevarenden hierin adviseren. En doe naderhand navraag over hoe het werkte. En niet alleen bij de kapitein.’

Hij vond verder dat de overheid het toezicht op zaken als veiligheid, gezondheid en milieu, arbeidsomstandigheden en buitenlandse diploma’s niet moet dereguleren. ‘Dereguleren is wel in de mode, maar de overheid moet niet teveel overlaten aan classificatiebureaus.’
Daar zei later de vervanger en adviseur van de minister, Bram Westerduin, ook iets over: ‘Een rederij die goed is qua veiligheid en milieu zou minder inspectiedruk moeten ondervinden.’ Over het tekort aan Nederlandse officieren voor de Nederlandse vloot zei hij: ‘We moeten niet verwachten dat het probleem is op te lossen. Ik heb hier vanmiddag verhalen gehoord, dat ik zeg: "Ju!"’

Kapotgefuseerd

Veel sprekers hadden het over dit tekort, dat overigens al jaren geleden werd voorzien en niet alleen voor Nederland, maar wereldwijd. Erik Hietbrink, voorzitter van het college van bestuur van Stichting Transport College Rotterdam, was een van hen. Het middelbare STC is dit jaar samengegaan met de het hoger maritiem onderwijs in Rotterdam. Dit was een gewenste fusie, maar in het verleden is Hietbrink helemaal gek geworden van fusies, zo maakte hij zijn gehoor duidelijk.

Het goede zeevaartonderwijs van Nederland is volgens hem kapotgefuseerd door deze specifieke opleidingen steeds maar te integreren in grotere studiegemeenschappen als de Regionale Opleidings Centra, met volgens Hietbrink 10.000 tot 42.000 studenten en 75.000 straks.

‘Daarin verdwijnen de zeevaartscholen met hun 300 leerlingen volledig. Die mega-instituten zijn totaal ongeschikt. De koude sanering voltrekt zich. Er worden ook onwaarheden vertelt over het zeevaartonderwijs. Dat gebeurde op de Ronde Tafel-conferentie onlangs in Den Haag. En er komt ook foutieve berichtgeving van de scholen. In maart roepen ze dat het goed gaat met de inschrijvingen voor de maritieme opleidingen. Niet waar! Wanneer het studiejaar begint, blijkt er niks van te kloppen. Het gaat gewoon niet goed met het zeevaartonderwijs. Ik ben ook bang, dat de laatste echt bevlogen schoolmanagers verdwijnen. Een vernieuwingsslag lijkt zinloos.’ 

‘Alleen grote ommezwaai kan zeevaartonderwijs nog redden’ | Schuttevaer.nl

‘Alleen grote ommezwaai kan zeevaartonderwijs nog redden’

Het zeevaartonderwijs kan kiezen tussen koude sanering óf een ommezwaai, die niemand voor mogelijk houdt bij de huidige wetgeving. Die ommezwaai zou kunnen bestaan uit een landelijke fusie tussen HBO- en MBO-zeevaartonderwijs zoals in Rotterdam, één centraal management voor het zeevaartonderwijs in het hele land, desnoods volgens het coöperatiemodel en verder ‘een grote pot met geld en een grote mate van opdrachtgeving’.

  • STC-topman Erik Hietbrink op KVNR-jaarvergadering

  • Sarton: vraag zeevarende advies over bemanningsplan

Door Lies Russel
Dat was de boodschap van Erik Hietbrink, voorzitter van het college van bestuur van Stichting Transport College Rotterdam, op de vorige week gehouden jaarvergadering van de KVNR.

Volgens Hietbrink moet het zeevaartonderwijs weer ‘smoel’ krijgen en eigen gebouwen (houden). En: ‘Extra middelen, onder dwingende voorwaarden. De voorzitters van de colleges van bestuur moeten de gordijnen eens opendoen, het is namelijk vijf over twaalf. En als men zegt dat het niet kan, dan zeg ik: met minister Hermans van Onderwijs is best een deal te maken.’

Ook de commanditaire vennootschappen kregen het te verduren, tenminste als ze niet berusten op commerciële beslissingen. President-directeur G.W. Bos van Spliethoff trok van leer tegen deelnemers in CV’s, die dat louter doen vanwege verwachte winst en belastingaftrek, zoals volop wordt gepropageerd in advertenties.

‘Van belang is dat het Nederlandse ondernemersklimaat voor de zeescheepvaart wordt gecontinueerd. In het nieuwe belastingstelsel blijven gelukkig de tonnagebelasting en de fiscale faciliteiten voor zeevarenden intact. Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft Spliethoff alle schepen ondergebracht in CV’s. Het eigendom wordt gedeeld met het personeel, met name beleidsbepalende medewerkers, en van oudsher met verladers en direct betrokkenen. Dus beslist geen investeerders die louter en alleen om belastingtechnische redenen en gechargeerde rendementseisen deelnemen.

‘Wij zijn voorstander van handhaving van een attractief investeringsklimaat in de zeescheepvaart voor beleidsbepalende en economisch gebonden investeerders in de sector, waarbij alleen een gezond rendement op langere termijn uitgangspunt kan zijn. Wij laten uitsluitend op commerciële gronden schepen bouwen en beslist niet op basis van speculatieve winstprognoses in CV’s. Er worden nu ook schepen gebouwd die niet direct nodig zijn. Dat is een slechte ontwikkeling. Maar binnenkort komt er een eind aan. Ik ben er niet rouwig om.’

Tonnage inhuren

Belastingadviseur mr. Bart Rubbens geloofde niettemin in een vervolg op de CV’s. ‘Al durf ik dit bijna niet meer te zeggen, nu er op het graf is gedanst.’ Op een vraag van presentatrice Liesbeth van der Kruit of er volgend jaar een vervolg komt, zei hij: ‘Staatssecretaris Vermeend heeft het beloofd. Ik pleit voor een CV in afgeslankte vorm.’

Over de tonnagebelasting zei hij: ‘Je mag driemaal zoveel als je eigen tonnage inhuren, dan val je ook nog onder de tonnagetax. In Engeland mag je zelfs nog wel meer inhuren, daarvoor word je niet meteen gestraft.’ Hij vindt dit ook voor Nederland een goed idee. Hij pleitte ook voor korting op de werknemersverzekeringspremies, na de veertig procents korting voor de reder op het bruto loon van zeevarenden.

Dit was koren op de molen van Ed Sarton, voorzitter van de vakbond FWZ. ‘Fiscale faciliteiten voor zeevarenden komen terecht in de zak van de reder.’ Sarton ging breed lachend achter het spreekgestoelte staan: ‘U heeft mij hier uitgenodigd. Een zeker masochisme is de Nederlandse reders niet vreemd. Ze zitten hier nog op de eerste rij ook. Ha, dat zou je bij Joep van ’t Hek vast niet durven!’

De zaal hing aan zijn lippen. Hij belichtte de knelpunten die de vakbond ziet in het Nederlands zeescheepvaartbeleid: de loon- en arbeidsvoorwaarden, leef- en werkomstandigheden, werkdruk, carrièreperspectief. ‘In tv-filmpjes wordt het beroep van zeevarende mooi voorgesteld. Maar maak het dan ook zo mooi als op de televisie.’

Hij pleitte voor bijscholing van herintreders in de zeevaart, herkenbaar zeevaartonderwijs met aansluiting op de praktijk en een trainingsverplichting als in Engeland. Hij stipte ook de huidige bemanningsplannen aan. ‘Vroeger zei je: dit en dat schip vraagt zoveel bemanning. Nu moet je als reder zelf een bemanningsplan maken en dit uitleggen aan de Scheepvaartinspectie. Mijns inziens heeft de SI hier moeite mee. Ik zeg: laat de zeevarenden hierin adviseren. En doe naderhand navraag over hoe het werkte. En niet alleen bij de kapitein.’

Hij vond verder dat de overheid het toezicht op zaken als veiligheid, gezondheid en milieu, arbeidsomstandigheden en buitenlandse diploma’s niet moet dereguleren. ‘Dereguleren is wel in de mode, maar de overheid moet niet teveel overlaten aan classificatiebureaus.’
Daar zei later de vervanger en adviseur van de minister, Bram Westerduin, ook iets over: ‘Een rederij die goed is qua veiligheid en milieu zou minder inspectiedruk moeten ondervinden.’ Over het tekort aan Nederlandse officieren voor de Nederlandse vloot zei hij: ‘We moeten niet verwachten dat het probleem is op te lossen. Ik heb hier vanmiddag verhalen gehoord, dat ik zeg: "Ju!"’

Kapotgefuseerd

Veel sprekers hadden het over dit tekort, dat overigens al jaren geleden werd voorzien en niet alleen voor Nederland, maar wereldwijd. Erik Hietbrink, voorzitter van het college van bestuur van Stichting Transport College Rotterdam, was een van hen. Het middelbare STC is dit jaar samengegaan met de het hoger maritiem onderwijs in Rotterdam. Dit was een gewenste fusie, maar in het verleden is Hietbrink helemaal gek geworden van fusies, zo maakte hij zijn gehoor duidelijk.

Het goede zeevaartonderwijs van Nederland is volgens hem kapotgefuseerd door deze specifieke opleidingen steeds maar te integreren in grotere studiegemeenschappen als de Regionale Opleidings Centra, met volgens Hietbrink 10.000 tot 42.000 studenten en 75.000 straks.

‘Daarin verdwijnen de zeevaartscholen met hun 300 leerlingen volledig. Die mega-instituten zijn totaal ongeschikt. De koude sanering voltrekt zich. Er worden ook onwaarheden vertelt over het zeevaartonderwijs. Dat gebeurde op de Ronde Tafel-conferentie onlangs in Den Haag. En er komt ook foutieve berichtgeving van de scholen. In maart roepen ze dat het goed gaat met de inschrijvingen voor de maritieme opleidingen. Niet waar! Wanneer het studiejaar begint, blijkt er niks van te kloppen. Het gaat gewoon niet goed met het zeevaartonderwijs. Ik ben ook bang, dat de laatste echt bevlogen schoolmanagers verdwijnen. Een vernieuwingsslag lijkt zinloos.’