Stuur uw foto’s van het lage water

Door het lage water zien vaarwegen er anders uit. Deel uw indrukken met collega’s op Schuttevaer.nl. Stuur uw foto van het lage water naar redactie@schuttevaer.nl

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Wilt u onbeperkt lezen? Word abonnee en krijg toegang tot unieke maritieme vakinformatie waarmee u altijd up-to-date bent.

Abonneer

Deel dit artikel

Reacties (5)

  • Voor kleine schepen is dit aardig correct.
    De nieuwe langere en brede schepen trekken meer water onder hun kiel vandaan.
    Dus ze varen in hun eigen gecreëerde kuil in het water.
    Dus die 20 centimeter is al gauw teweinig
    Maar buiten dit, het is toch niet zo heel veel moeite om even met een peilbootje naar boven en naar beneden te varen en te bepalen wat de werkelijke diepte is bij een bepaalde waterstand.
    Doe dit gewoon 2 maal per jaar en gewoon dit is de diepte. en je moet … kielspeling houden klaar.
    Zo niet protocol en een hoge.
    Dus geen wildwest gedoe meer op de rivier gewoon volgens de regels werken.

    Geplaatst door: Kobus op
  • Tja. Veel dank en ik ga dat bestuderen. Begrijp hieruit dat het voor de bedrijfsvoering van groot belang is om hier goed mee om te gaan. Nogmaals hartelijk dank.

    Geplaatst door: d.K op
  • Daar vraagt u wat,hier wat uitleg.

    De diepte van de vaargeul op de Rijn moet men aflezen van peilschalen. Vanwege de voortdurende verandering van de
    rivierbodem door uitschuring of ophoging is het niet mogelijk de peilschalen telkens op het nulpunt te zetten. Deze zoude
    dan telkens verticaal verschoven moeten worden, wat een ondoenlijke zaak is. Het gaat er dus om, de positie van de
    rivierbodem ten opzichte van het nulpunt van de peilschalen te kennen. De Centrale Commissie voor de Rijnvaart zorgt
    hiervoor door met enige regelmaat (om de 10 jaar) een zogeheten overeengekomen lage rivierstand (OLR) vast te stelle
    Deze OLR heeft men eind 2002 voor het laatst vastgesteld. De OLR bij een bepaalde peilschaal is de waterstand die
    optreedt bij de Overeengekomen Lage Afvoer bij deze peilschaal (OLA). Deze OLA is de afvoer die tijdens een langjarige
    periode over een gemiddelde van twintig dagen per jaar zonder ijsgang niet wordt bereikt.
    In Nederland streeft Rijkswaterstaat er als vaarwegbeheerder naar om tussen Rotterdam en Lobith tenminste een diepte
    te handhaven van het vlak van het OLR tot de bodem van 2,50 meter. Voor het meten van de juiste waterstand moet
    u vervolgens per plaats weten wat de stand van de OLR is ten opzichte van het NAP. Vervolgens moet u per dag de
    waterstand weten ten opzichte van het NAP. De berekening is dan eenvoudig te maken.

    In Duitsland is er een soortgelijk vergelijkingsvlak als het OLR. Dit vergelijkingsvlak wordt GLW (Gleichwertiger Wasserstand)
    genoemd. Het verschil tussen beide vergelijkingsvlakken is dat het OLR over het gehele traject evenwijdig loopt aan de
    rivierbodem en dit bij het GLW niet het geval is. Op het gehele traject tussen Basel en de Nederlandse grens ligt het GLW
    telkens verschillend ten opzichte van de rivierbodem. De verdeling is als volgt:
    • Van Basel tot sluis Iffezheim is de GLW tot de rivierbodem minimaal 2,50 m
    • Van sluis Iffezheim tot Budenheim-Niederwalluf minimaal 2,10 m
    • Van Budenheim-Niederwalluf tot St. Goar (km 557,0) minimaal 1,90 m
    • Van St. Goar (km 557,0) tot Koblenz (km 592,20) 2,10 m
    • Van Koblenz (km 592,20) tot de Nederlandse grens minimaal 2,50 m
    Hierdoor liggen ook de nulpunten van de diverse peilschalen allemaal op verschillende hoogten. Dit betekent dat men met
    de diverse standen van de peilschalen nog weinig kan doen. Hiervoor moet men de beschikking hebben over de afstand
    van de diverse 0-punten van de peilschalen tot aan het denkbeeldig vlak van de GLW. Deze afstanden zijn terug te vinden
    in de WESKA (Europäischer Schiffahrts- und Hafenkalender).
    Per 1 januari 2005 geeft de WESKA onderstaande pegelstanden aan (GLW/OLR-peilstand), waarbij op het betreffende
    traject de gegarandeerde vaardiepte kan worden gevaren. Met andere woorden: geeft bijvoorbeeld de peilschaal bij Köln
    1,45 m aan, dan mag men ervan uitgaan dat op het betreffende traject een vaargeul aanwezig is met een minimale diepte
    van 2,50 m. Uiteraard dient men dan nog wel een veilige marge aan te houden (zie verderop).
    De GLW/OLR-pegelstanden zijn:
    Rheinfelden (Km 170,00) 1,75 m Koblenz (Km 592,20) 0,80 m
    Maxau (Km 362,30) 3,60 m Andernach (Km 613,20) 0,95 m
    Speyer (Km 400,61) 2,20 m Bonn (Km 654,79) 1,45 m
    Mannheim (Km 424,90) 1,55 m Köln (Km 688,00) 1,45 m
    Worms (Km 443,40) 0,65 m Düsseldorf (Km 744,20) 1,05 m
    Mainz (Km 498,30) 1,70 m Ruhrort (Km 780,60) 2,25 m
    Oestrich (Km 518,00) 0,85 m Wesel (Km 814,00) 1,55 m
    Bingen (Km 528,40) 1,00 m Rees (Km 837,40) 1,15 m
    Kaub (Km 546,20) 0,80 m Emmerich (Km 851,90) 0,80 m
    Met behulp van bovengenoemde peilstand en de streefdiepte voor het betreffende traject is nu de diepte van de vaargeul
    bij elke willekeurige peilstand te berekenen. Hiervoor kan de volgende formule worden gehanteerd:
    Diepte = Streefdiepte + (peilschaalstand – GLW/OLR-peilstand)
    De peilschaalstand is natuurlijk altijd variabel, terwijl de GLW/OLR-peilstand een vast gegeven is die door het WSA is
    vastgesteld.
    Voor een veilige vaart is het natuurlijk noodzakelijk dat men niet op de diepte van de vaargeul gaat varen. Men zal een
    veiligheidsmarge of kielspeling aan moeten houden. Hoeveel deze marge dient te zijn, is niet vastgelegd. Wel wijst Duitse
    jurisprudentie uit dat een marge van 20 cm acceptabel is bij een zand- of grindbodem, maar dat deze marge van 20 cm
    beslist onvoldoende is voor bijvoorbeeld een tankschip die op een traject vaart met een rotsachtige bodem. De beoordeling
    van de marge ligt derhalve bij het ’goed zeemanschap’ van de schipper.

    Duidelijk?

    Geplaatst door: Tja op
  • Wie kan mij helpen? Ik lees dat de waterstand in Keulen 128 cm en in Kaub 76 cm is. Dat is toch niet de laad-diepte van een Rijnschip? Welke formule is daar voor?
    Bedankt alvast voor iemand die het mij uit kan leggen.

    Geplaatst door: d.K op
  • Ik heb een heel album opgestuurd begin vorige week. En het moet er nog op komen. Dus als u die foto’s wilt best. Maar zorg dan ook dat ze daadwerkelijk op de site komen.

    Geplaatst door: André Nieuwkoop op

Reageer

Stuur uw foto’s van het lage water | Schuttevaer.nl

Stuur uw foto’s van het lage water

Door het lage water zien vaarwegen er anders uit. Deel uw indrukken met collega’s op Schuttevaer.nl. Stuur uw foto van het lage water naar redactie@schuttevaer.nl

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Wilt u onbeperkt lezen? Word abonnee en krijg toegang tot unieke maritieme vakinformatie waarmee u altijd up-to-date bent.

Abonneer

Deel dit artikel

Reacties (5)

  • Voor kleine schepen is dit aardig correct.
    De nieuwe langere en brede schepen trekken meer water onder hun kiel vandaan.
    Dus ze varen in hun eigen gecreëerde kuil in het water.
    Dus die 20 centimeter is al gauw teweinig
    Maar buiten dit, het is toch niet zo heel veel moeite om even met een peilbootje naar boven en naar beneden te varen en te bepalen wat de werkelijke diepte is bij een bepaalde waterstand.
    Doe dit gewoon 2 maal per jaar en gewoon dit is de diepte. en je moet … kielspeling houden klaar.
    Zo niet protocol en een hoge.
    Dus geen wildwest gedoe meer op de rivier gewoon volgens de regels werken.

    Geplaatst door: Kobus op
  • Tja. Veel dank en ik ga dat bestuderen. Begrijp hieruit dat het voor de bedrijfsvoering van groot belang is om hier goed mee om te gaan. Nogmaals hartelijk dank.

    Geplaatst door: d.K op
  • Daar vraagt u wat,hier wat uitleg.

    De diepte van de vaargeul op de Rijn moet men aflezen van peilschalen. Vanwege de voortdurende verandering van de
    rivierbodem door uitschuring of ophoging is het niet mogelijk de peilschalen telkens op het nulpunt te zetten. Deze zoude
    dan telkens verticaal verschoven moeten worden, wat een ondoenlijke zaak is. Het gaat er dus om, de positie van de
    rivierbodem ten opzichte van het nulpunt van de peilschalen te kennen. De Centrale Commissie voor de Rijnvaart zorgt
    hiervoor door met enige regelmaat (om de 10 jaar) een zogeheten overeengekomen lage rivierstand (OLR) vast te stelle
    Deze OLR heeft men eind 2002 voor het laatst vastgesteld. De OLR bij een bepaalde peilschaal is de waterstand die
    optreedt bij de Overeengekomen Lage Afvoer bij deze peilschaal (OLA). Deze OLA is de afvoer die tijdens een langjarige
    periode over een gemiddelde van twintig dagen per jaar zonder ijsgang niet wordt bereikt.
    In Nederland streeft Rijkswaterstaat er als vaarwegbeheerder naar om tussen Rotterdam en Lobith tenminste een diepte
    te handhaven van het vlak van het OLR tot de bodem van 2,50 meter. Voor het meten van de juiste waterstand moet
    u vervolgens per plaats weten wat de stand van de OLR is ten opzichte van het NAP. Vervolgens moet u per dag de
    waterstand weten ten opzichte van het NAP. De berekening is dan eenvoudig te maken.

    In Duitsland is er een soortgelijk vergelijkingsvlak als het OLR. Dit vergelijkingsvlak wordt GLW (Gleichwertiger Wasserstand)
    genoemd. Het verschil tussen beide vergelijkingsvlakken is dat het OLR over het gehele traject evenwijdig loopt aan de
    rivierbodem en dit bij het GLW niet het geval is. Op het gehele traject tussen Basel en de Nederlandse grens ligt het GLW
    telkens verschillend ten opzichte van de rivierbodem. De verdeling is als volgt:
    • Van Basel tot sluis Iffezheim is de GLW tot de rivierbodem minimaal 2,50 m
    • Van sluis Iffezheim tot Budenheim-Niederwalluf minimaal 2,10 m
    • Van Budenheim-Niederwalluf tot St. Goar (km 557,0) minimaal 1,90 m
    • Van St. Goar (km 557,0) tot Koblenz (km 592,20) 2,10 m
    • Van Koblenz (km 592,20) tot de Nederlandse grens minimaal 2,50 m
    Hierdoor liggen ook de nulpunten van de diverse peilschalen allemaal op verschillende hoogten. Dit betekent dat men met
    de diverse standen van de peilschalen nog weinig kan doen. Hiervoor moet men de beschikking hebben over de afstand
    van de diverse 0-punten van de peilschalen tot aan het denkbeeldig vlak van de GLW. Deze afstanden zijn terug te vinden
    in de WESKA (Europäischer Schiffahrts- und Hafenkalender).
    Per 1 januari 2005 geeft de WESKA onderstaande pegelstanden aan (GLW/OLR-peilstand), waarbij op het betreffende
    traject de gegarandeerde vaardiepte kan worden gevaren. Met andere woorden: geeft bijvoorbeeld de peilschaal bij Köln
    1,45 m aan, dan mag men ervan uitgaan dat op het betreffende traject een vaargeul aanwezig is met een minimale diepte
    van 2,50 m. Uiteraard dient men dan nog wel een veilige marge aan te houden (zie verderop).
    De GLW/OLR-pegelstanden zijn:
    Rheinfelden (Km 170,00) 1,75 m Koblenz (Km 592,20) 0,80 m
    Maxau (Km 362,30) 3,60 m Andernach (Km 613,20) 0,95 m
    Speyer (Km 400,61) 2,20 m Bonn (Km 654,79) 1,45 m
    Mannheim (Km 424,90) 1,55 m Köln (Km 688,00) 1,45 m
    Worms (Km 443,40) 0,65 m Düsseldorf (Km 744,20) 1,05 m
    Mainz (Km 498,30) 1,70 m Ruhrort (Km 780,60) 2,25 m
    Oestrich (Km 518,00) 0,85 m Wesel (Km 814,00) 1,55 m
    Bingen (Km 528,40) 1,00 m Rees (Km 837,40) 1,15 m
    Kaub (Km 546,20) 0,80 m Emmerich (Km 851,90) 0,80 m
    Met behulp van bovengenoemde peilstand en de streefdiepte voor het betreffende traject is nu de diepte van de vaargeul
    bij elke willekeurige peilstand te berekenen. Hiervoor kan de volgende formule worden gehanteerd:
    Diepte = Streefdiepte + (peilschaalstand – GLW/OLR-peilstand)
    De peilschaalstand is natuurlijk altijd variabel, terwijl de GLW/OLR-peilstand een vast gegeven is die door het WSA is
    vastgesteld.
    Voor een veilige vaart is het natuurlijk noodzakelijk dat men niet op de diepte van de vaargeul gaat varen. Men zal een
    veiligheidsmarge of kielspeling aan moeten houden. Hoeveel deze marge dient te zijn, is niet vastgelegd. Wel wijst Duitse
    jurisprudentie uit dat een marge van 20 cm acceptabel is bij een zand- of grindbodem, maar dat deze marge van 20 cm
    beslist onvoldoende is voor bijvoorbeeld een tankschip die op een traject vaart met een rotsachtige bodem. De beoordeling
    van de marge ligt derhalve bij het ’goed zeemanschap’ van de schipper.

    Duidelijk?

    Geplaatst door: Tja op
  • Wie kan mij helpen? Ik lees dat de waterstand in Keulen 128 cm en in Kaub 76 cm is. Dat is toch niet de laad-diepte van een Rijnschip? Welke formule is daar voor?
    Bedankt alvast voor iemand die het mij uit kan leggen.

    Geplaatst door: d.K op
  • Ik heb een heel album opgestuurd begin vorige week. En het moet er nog op komen. Dus als u die foto’s wilt best. Maar zorg dan ook dat ze daadwerkelijk op de site komen.

    Geplaatst door: André Nieuwkoop op

Reageer