Visserij steeds onveiliger

De visserij wordt steeds onveiliger. De sector maakt zich grote zorgen over de kwaliteit van de opleidingen en de nieuwe aanlandplicht. Deze zouden de veiligheid niet ten goede komen.

  • Twijfels over opleidingsniveau bemanningen
  • ‘Trawlerschipper vooral manager’

Door Erik van Huizen
De Onderzoeksraad voor Veiligheid besteedt in de nieuwste rapportage Ongevallen Scheepvaart extra aandacht aan de visserij. De Raad vindt de zeevisserij met een vloot van 338 schepen een belangrijke sector binnen de Nederlandse scheepvaart. Eind september hield de Onderzoeksraad dan ook een rondetafelgesprek met vertegenwoordigers van de visserijsector in Nederland over de veiligheidssituatie in de zeevisserij. Dat gebeurde mede naar aanleiding van de aanvaring tussen het vissersschip TX-68 en het bewakingsschip Maria. In maart publiceerde de Raad hierover een rapport. Daaruit bleek dat het niet duidelijk was waardoor de twee schepen in oktober 2013 met elkaar in aanvaring kwamen. De Raad constateerde wel dat op geen van beide schepen het initiatief werd genomen om een aanvaring 21 mijl ten zuidwesten van Den Helder te voorkomen. De Maria zonk en drie opvarenden lieten het leven. De Onderzoeksraad constateert een aantal tekortkomingen.

Minder zeevaartgericht

De visserijsector maakt zich volgens de Onderzoeksraad vooral zorgen over het opleidingsniveau van (toekomstige) bemanningen. ‘Recent veranderde het onderwijsbeleid ten aanzien van het mbo. Onder andere navigatie en visserijkunde worden facultatieve onderdelen van het curriculum van de vaaropleiding. Dit betekent dat de nieuwe generatie scheepspersoneel minder zeevaartgericht opgeleid van school aan boord stapt.’

Maar ook het handelen van de overheid is soms van invloed op de veiligheid. Zo worden vooral in de kotterbranche lang niet alle incidenten gemeld, omdat er angst heerst voor overheidssancties. Ook kwam tijdens het rondetafelgesprek de nieuwe aanlandplicht ter sprake. Vanwege duurzaamheid zijn vissers verplicht de bijvangst aan te landen, waardoor ze ondermaatse vis niet mogen teruggooien in zee. Hierdoor bestaat volgens de sector de kans dat op kotters ruimtegebrek ontstaat en bemanningen langer moeten doorwerken, met alle risico’s van dien.

Vooral manager

De Onderzoeksraad maakt onderscheid tussen de trawler- en de kotterbranche. De Raad constateert dat in de trawlerbranche het afgelopen decennium stappen zijn gezet in de omgang met veiligheid. Alle bedrijven hebben intussen een veiligheidsmanagementsysteem. Ook hebben ze functionarissen in dienst die de veiligheid moeten bewaken. ‘De trawlerbranche constateert nog wel veiligheidsproblemen op het gebied van internationale bemanning’, schrijft de Raad. ‘Zo is een schipper op een grote trawler vooral een manager geworden met een grote afstand tot het buitenlandse personeel dat het zware werk uitvoert.’

De kotterbranche is volgens de Raad een ander verhaal. ‘Die bestaat primair uit kleinere bedrijven. Deze hebben vaak minder ruimte om veiligheidsmanagementsystemen en veiligheidsfunctionarissen in te zetten en hebben daarvoor niet de financiële mogelijkheden.’

Visserij steeds onveiliger | Schuttevaer.nl

Visserij steeds onveiliger

De visserij wordt steeds onveiliger. De sector maakt zich grote zorgen over de kwaliteit van de opleidingen en de nieuwe aanlandplicht. Deze zouden de veiligheid niet ten goede komen.

  • Twijfels over opleidingsniveau bemanningen
  • ‘Trawlerschipper vooral manager’

Door Erik van Huizen
De Onderzoeksraad voor Veiligheid besteedt in de nieuwste rapportage Ongevallen Scheepvaart extra aandacht aan de visserij. De Raad vindt de zeevisserij met een vloot van 338 schepen een belangrijke sector binnen de Nederlandse scheepvaart. Eind september hield de Onderzoeksraad dan ook een rondetafelgesprek met vertegenwoordigers van de visserijsector in Nederland over de veiligheidssituatie in de zeevisserij. Dat gebeurde mede naar aanleiding van de aanvaring tussen het vissersschip TX-68 en het bewakingsschip Maria. In maart publiceerde de Raad hierover een rapport. Daaruit bleek dat het niet duidelijk was waardoor de twee schepen in oktober 2013 met elkaar in aanvaring kwamen. De Raad constateerde wel dat op geen van beide schepen het initiatief werd genomen om een aanvaring 21 mijl ten zuidwesten van Den Helder te voorkomen. De Maria zonk en drie opvarenden lieten het leven. De Onderzoeksraad constateert een aantal tekortkomingen.

Minder zeevaartgericht

De visserijsector maakt zich volgens de Onderzoeksraad vooral zorgen over het opleidingsniveau van (toekomstige) bemanningen. ‘Recent veranderde het onderwijsbeleid ten aanzien van het mbo. Onder andere navigatie en visserijkunde worden facultatieve onderdelen van het curriculum van de vaaropleiding. Dit betekent dat de nieuwe generatie scheepspersoneel minder zeevaartgericht opgeleid van school aan boord stapt.’

Maar ook het handelen van de overheid is soms van invloed op de veiligheid. Zo worden vooral in de kotterbranche lang niet alle incidenten gemeld, omdat er angst heerst voor overheidssancties. Ook kwam tijdens het rondetafelgesprek de nieuwe aanlandplicht ter sprake. Vanwege duurzaamheid zijn vissers verplicht de bijvangst aan te landen, waardoor ze ondermaatse vis niet mogen teruggooien in zee. Hierdoor bestaat volgens de sector de kans dat op kotters ruimtegebrek ontstaat en bemanningen langer moeten doorwerken, met alle risico’s van dien.

Vooral manager

De Onderzoeksraad maakt onderscheid tussen de trawler- en de kotterbranche. De Raad constateert dat in de trawlerbranche het afgelopen decennium stappen zijn gezet in de omgang met veiligheid. Alle bedrijven hebben intussen een veiligheidsmanagementsysteem. Ook hebben ze functionarissen in dienst die de veiligheid moeten bewaken. ‘De trawlerbranche constateert nog wel veiligheidsproblemen op het gebied van internationale bemanning’, schrijft de Raad. ‘Zo is een schipper op een grote trawler vooral een manager geworden met een grote afstand tot het buitenlandse personeel dat het zware werk uitvoert.’

De kotterbranche is volgens de Raad een ander verhaal. ‘Die bestaat primair uit kleinere bedrijven. Deze hebben vaak minder ruimte om veiligheidsmanagementsystemen en veiligheidsfunctionarissen in te zetten en hebben daarvoor niet de financiële mogelijkheden.’