Jacob Johanszoon vaart al jaren met de ‘Fortunato’ en heeft in de afgelopen goede periode een redelijke reserve op kunnen bouwen. Ook de kinderen van Jacob (Peter, Paul en Pieter) hebben een schip en varen. Maar met de zwaar tegenvallende marktprijzen van dit moment is het moeilijk ondernemen. De bank moet worden betaald, net als het personeel en dan blijft er weinig meer voor Jacob en zijn vrouw over. Jacob is lid van ‘Het varend schip’, een belangenorganisatie.
Jacob heeft al vele goede en slechte jaren meegemaakt. Nu de prijzen zo laag zijn, begint hij er serieus over te denken om het schip een periode stil te leggen. Alhoewel hij het niet graag doet, zal hij dan zijn personeel moeten ontslaan. Van vriend Joshua heeft hij gehoord dat het op dit moment goed mogelijk is om mensen te ontslaan. Joshua had een gesprek gehad met zijn matroos en hem de cijfers uitgelegd, waarop de matroos ook wel inzag dat het zo niet verder kon. Joshua had samen met de matroos een zogenaamde ‘vaststellingsovereenkomst’ laten opstellen door zijn advocaat. Hierdoor kon Joshua de matroos snel ontslaan en verspeelde de matroos zijn recht op een uitkering niet.