Een zeilend clubhuis voor vrienden

De 23 meter lange tjalk Hubertus (154 ton) is één van de meest gezichtbepalende traditionele zeilvaartuigen van de Zaanstreek. In 1972 zag het er echter niet naar uit dat de Oostzeetjalk ooit weer onder zeil zou komen. De tjalk lag toen al vijf jaar als woonschip in de Donge bij Raamsdonksveer. Aan boord woonde de hoogbejaarde schipper Cornelis de Ruijter, die de tjalk in 1920 had gekocht.

Een zeilend clubhuis voor vrienden

Toen zijn gezondheid achteruit ging meldde hij het schip in 1972 aan voor de sloopregeling. Ook probeerde hij haar te verkopen via een advertentie in Weekblad Schuttevaer. Een vriendengroep uit Krommenie, die op zoek was naar een drijvend clubhuis, reageerde. De sloop ging De Ruijter zo aan het hart, dat hij liever met minder geld genoegen nam en de tjalk werd gered van haar definitieve ondergang.

Aan boord van de Hubertus kijken we met Paul de Leeuw, Ko Kraakman, Martin Visser en Peter Both, die met nog enige anderen het bestuur vormen van de Stichting Hubertus, terug op de periode van 36 jaar sinds de aankoop van de tjalk. In die tijd brachten ze de Hubertus onder zeil en ze maakten er heel wat tochten mee over de Nederlandse binnenwateren. Verder vormt de Hubertus het middelpunt van een fors informeel circuit in de Zaanstreek voor feestelijke activiteiten aan boord.

Boot kopen

De bestuursleden konden bij de aankoop van het schip niet bevroeden dat de Hubertus zo’n belangrijke rol in hun leven zou gaan spelen. Secretaris Kraakman: ‘In 1972 waren we twintigers. We kenden elkaar van de scoutinggroep Christofoor, waarvan we een groot deel van onze jeugd deel hadden uitgemaakt. Daaruit kwam een groep van enkele tientallen vrienden voort die bij elkaar waren gebleven toen we te oud waren voor het scoutinggebeuren. Op een vaste avond in de week kwamen we bij elkaar onder de naam Jongeren Contact Centrum op een zolder in de Krommeniese Kruisstraat. Die groep groeide dusdanig dat we overlast veroorzaakten, zodat we een ander onderkomen moesten zoeken. En dat viel niet mee. Han Visser (nu een bekende en actieve woonschipbewoner in Zwolle – red.), die toen nauw betrokken was bij het Jongeren Contact Centrum, heeft toen geopperd dat we een boot moesten kopen. En zo kwamen we in contact met De Ruijter.’

Bodemprijs

De ‘bodemprijs’ van 2750 gulden leverde een fors probleem op. Maar met een rijksdaalder van oma en hier en daar een tientje van een ‘suikeroom’ daar, werd het bedrag toch bij elkaar gesprokkeld. Als eigenaar werd Han Visser aangewezen, broer van het huidige stichtingsbestuurlid Martin. Omdat Han naar Zwolle verhuisde, is deze niet meer bij de Hubertus betrokken, maar hij speelt nog steeds een vrij prominente rol in de Landelijke Vereniging tot Behoud van het Historisch Bedrijfsvaartuig (LVBHB). Enkele jaren na de aankoop van de tjalk droeg Han de tjalk over aan de Stichting Hubertus.

De tocht van Raamsdonksveer naar Krommenie staat bij de leden in het geheugen gegrift, ook al is dat reeds 36 jaar geleden. Paul de Leeuw, voorzitter van de stichting en beter bekend in Krommenie als Pieuw: ‘We hadden geen enkele vaarervaring. Om het schip naar Krommenie te krijgen, hadden we een paar maatjes van de zeeverkenners gecharterd. Maar zij hadden ook nog nooit op zo’n groot schip gevaren. De Hubertus had toen nog een tweecilinder Lister van twaalf pk, die via een drijfriem vanuit het vooronder de horizontale as van de zijschroefinstallatie aandreef. Die had De Ruijter in 1928 laten plaatsen. Hij heeft er veel mee op de Rijn gevaren. Ons kostte het drie dagen om naar Krommenie te varen.’

Aanvaring

Het was een spannende tocht. Ko Kraakman: ‘Op het Amsterdam-Rijnkanaal hielden we zo goed mogelijk stuurboordwal. Maar toen een tanker ons rakelings passeerde in verband met een tegenligger, werden we daar tegenaan gezogen. Zo zijn we met een flinke gang een heel eind meegesleept, terwijl de tankerschipper ons uitvloekte. Hij raakte ons pas kwijt toen hij vaart verminderde.

‘Het sturen van de Hubertus was een verhaal op zich. Bakboord-uit lukte nauwelijks. Bij de ingang van de Weespertrekvaart haalden we de bocht niet, zodat we de wal in voeren. Maar de tjalk kon ertegen.

‘Midden op het IJ bij de Oranjesluizen brak de drijfriem voor de zoveelste keer en die konden we niet zo snel repareren. Een passerende Goedkoopsleper kwam langszij en nam ons mee naar Nauerna omdat hij toch naar IJmuiden moest. Voordat hij ons losgooide gaven we de sleepbootkapitein een fles Bokma en daar deed-ie het voor. In Nauerna hebben we een nieuwe drijfriem aangebracht en zo kwamen we toch nog in Krommenie.’

Doe ’t zelven

De Hubertus was niet direct als clubhuis bruikbaar. De vrienden waren echter handig genoeg. Voornamelijk met sloophout werd het ruim getransformeerd tot een flinke ‘ontmoetingsruimte’, compleet met bar. Verder werd een nog in redelijke staat verkerende set scheepsluiken aangeschaft.

De Hubertus kreeg dankzij Sail Amsterdam in 1975 figuurlijk de wind in de zeilen. De eigenaren waren namelijk uitgenodigd om het schip als ‘vergaderruimte’ in te zetten. Kraakman: ‘We hebben toen in vijf dagen een top-drankomzet gedraaid. Zelfs Russische matrozen kwamen bij ons aan boord, omdat die hadden ontdekt dat het bier bij ons het goedkoopst was.’

In de jaren vóór Sail rijpte het plan de Hubertus te hermotoriseren en weer onder zeil te brengen. Dankzij Sail Amsterdam was er zoveel geld binnengekomen dat de tjalk grondig kon worden aangepakt. In 1976 werd de Hubertus voor het eerst drooggezet op de werf van Van der Beldt in West-Graftdijk. Het vlak bleek nog goed, maar de kimmen moesten worden gedubbeld. Pieuw: ‘Bij Teun van der Beldt kon in feite alles. En hij was wat betreft de kosten heel coulant.’

Er werd een tweedehands Kromhout van zestig pk geplaatst en de zijschroef verdween. De nieuwe tuigage kreeg een oppervlak van 180 vierkante meter. ‘Daarvoor plaatsten we een 22,50 meter lange stalen mast met een strijkvoorziening. Die motor bleek later een miskoop. Hij werd omstreeks 1985 vervangen door een DAF, die het nog steeds uitstekend doet.’

Geen chartervaart

In de jaren erna werd veel met het schip gevaren, maar nooit is overwogen haar in te zetten in de chartervaart. Wel nam de Oostzeetjalk tien jaar lang (tot 2007) deel aan de ‘Bruine vlootdagen’ op de Zaan.

Behalve plezierige gebeurtenissen, heeft zich aan boord ook een tragedie afgespeeld. Tijdens het strijken van de mast ging iets verschrikkelijk mis, waardoor deze zo hard op het hoofd van de roerganger terechtkwam, dat deze overleed. Het gerechtelijke onderzoek wees uit dat niemand daarvoor aansprakelijk was.

Na flink wat aanpassingen is de Hubertus onder registratienummer 2574 als ‘historisch casco’ geregistreerd in het Nationaal Register Varende Monumenten. Inmiddels is de stichting bijna rond met een plan om de tjalk als ‘varend monument’ te restaureren.

Van de historie van het schip is slechts weinig meer bekend dan dat de geklonken ijzeren tjalk is gebouwd in 1890 in Vierverlaten, waarschijnlijk bij de werf van Mulder. Niet bekend is wie de opdrachtgever was en waar het schip vervolgens heeft gevaren. Volgens de overleveringen zou de tjalk onder de naam Wilhelmina in de vaart zijn gekomen. Te oordelen aan de bouw moet de tjalk zijn gebouwd voor de vaart op de Oostzee vanuit Noord-Nederland. Pas vanaf 1904 is een eigenaar bekend. Toen kocht schipper Laurentius Faassen het schip en herdoopte haar in Janneke Marina. Hij zou ermee alleen op de Nederlandse binnenwateren vracht hebben vervoerd. (AB)

Een zeilend clubhuis voor vrienden | Schuttevaer.nl

Een zeilend clubhuis voor vrienden

De 23 meter lange tjalk Hubertus (154 ton) is één van de meest gezichtbepalende traditionele zeilvaartuigen van de Zaanstreek. In 1972 zag het er echter niet naar uit dat de Oostzeetjalk ooit weer onder zeil zou komen. De tjalk lag toen al vijf jaar als woonschip in de Donge bij Raamsdonksveer. Aan boord woonde de hoogbejaarde schipper Cornelis de Ruijter, die de tjalk in 1920 had gekocht.

Een zeilend clubhuis voor vrienden

Toen zijn gezondheid achteruit ging meldde hij het schip in 1972 aan voor de sloopregeling. Ook probeerde hij haar te verkopen via een advertentie in Weekblad Schuttevaer. Een vriendengroep uit Krommenie, die op zoek was naar een drijvend clubhuis, reageerde. De sloop ging De Ruijter zo aan het hart, dat hij liever met minder geld genoegen nam en de tjalk werd gered van haar definitieve ondergang.

Aan boord van de Hubertus kijken we met Paul de Leeuw, Ko Kraakman, Martin Visser en Peter Both, die met nog enige anderen het bestuur vormen van de Stichting Hubertus, terug op de periode van 36 jaar sinds de aankoop van de tjalk. In die tijd brachten ze de Hubertus onder zeil en ze maakten er heel wat tochten mee over de Nederlandse binnenwateren. Verder vormt de Hubertus het middelpunt van een fors informeel circuit in de Zaanstreek voor feestelijke activiteiten aan boord.

Boot kopen

De bestuursleden konden bij de aankoop van het schip niet bevroeden dat de Hubertus zo’n belangrijke rol in hun leven zou gaan spelen. Secretaris Kraakman: ‘In 1972 waren we twintigers. We kenden elkaar van de scoutinggroep Christofoor, waarvan we een groot deel van onze jeugd deel hadden uitgemaakt. Daaruit kwam een groep van enkele tientallen vrienden voort die bij elkaar waren gebleven toen we te oud waren voor het scoutinggebeuren. Op een vaste avond in de week kwamen we bij elkaar onder de naam Jongeren Contact Centrum op een zolder in de Krommeniese Kruisstraat. Die groep groeide dusdanig dat we overlast veroorzaakten, zodat we een ander onderkomen moesten zoeken. En dat viel niet mee. Han Visser (nu een bekende en actieve woonschipbewoner in Zwolle – red.), die toen nauw betrokken was bij het Jongeren Contact Centrum, heeft toen geopperd dat we een boot moesten kopen. En zo kwamen we in contact met De Ruijter.’

Bodemprijs

De ‘bodemprijs’ van 2750 gulden leverde een fors probleem op. Maar met een rijksdaalder van oma en hier en daar een tientje van een ‘suikeroom’ daar, werd het bedrag toch bij elkaar gesprokkeld. Als eigenaar werd Han Visser aangewezen, broer van het huidige stichtingsbestuurlid Martin. Omdat Han naar Zwolle verhuisde, is deze niet meer bij de Hubertus betrokken, maar hij speelt nog steeds een vrij prominente rol in de Landelijke Vereniging tot Behoud van het Historisch Bedrijfsvaartuig (LVBHB). Enkele jaren na de aankoop van de tjalk droeg Han de tjalk over aan de Stichting Hubertus.

De tocht van Raamsdonksveer naar Krommenie staat bij de leden in het geheugen gegrift, ook al is dat reeds 36 jaar geleden. Paul de Leeuw, voorzitter van de stichting en beter bekend in Krommenie als Pieuw: ‘We hadden geen enkele vaarervaring. Om het schip naar Krommenie te krijgen, hadden we een paar maatjes van de zeeverkenners gecharterd. Maar zij hadden ook nog nooit op zo’n groot schip gevaren. De Hubertus had toen nog een tweecilinder Lister van twaalf pk, die via een drijfriem vanuit het vooronder de horizontale as van de zijschroefinstallatie aandreef. Die had De Ruijter in 1928 laten plaatsen. Hij heeft er veel mee op de Rijn gevaren. Ons kostte het drie dagen om naar Krommenie te varen.’

Aanvaring

Het was een spannende tocht. Ko Kraakman: ‘Op het Amsterdam-Rijnkanaal hielden we zo goed mogelijk stuurboordwal. Maar toen een tanker ons rakelings passeerde in verband met een tegenligger, werden we daar tegenaan gezogen. Zo zijn we met een flinke gang een heel eind meegesleept, terwijl de tankerschipper ons uitvloekte. Hij raakte ons pas kwijt toen hij vaart verminderde.

‘Het sturen van de Hubertus was een verhaal op zich. Bakboord-uit lukte nauwelijks. Bij de ingang van de Weespertrekvaart haalden we de bocht niet, zodat we de wal in voeren. Maar de tjalk kon ertegen.

‘Midden op het IJ bij de Oranjesluizen brak de drijfriem voor de zoveelste keer en die konden we niet zo snel repareren. Een passerende Goedkoopsleper kwam langszij en nam ons mee naar Nauerna omdat hij toch naar IJmuiden moest. Voordat hij ons losgooide gaven we de sleepbootkapitein een fles Bokma en daar deed-ie het voor. In Nauerna hebben we een nieuwe drijfriem aangebracht en zo kwamen we toch nog in Krommenie.’

Doe ’t zelven

De Hubertus was niet direct als clubhuis bruikbaar. De vrienden waren echter handig genoeg. Voornamelijk met sloophout werd het ruim getransformeerd tot een flinke ‘ontmoetingsruimte’, compleet met bar. Verder werd een nog in redelijke staat verkerende set scheepsluiken aangeschaft.

De Hubertus kreeg dankzij Sail Amsterdam in 1975 figuurlijk de wind in de zeilen. De eigenaren waren namelijk uitgenodigd om het schip als ‘vergaderruimte’ in te zetten. Kraakman: ‘We hebben toen in vijf dagen een top-drankomzet gedraaid. Zelfs Russische matrozen kwamen bij ons aan boord, omdat die hadden ontdekt dat het bier bij ons het goedkoopst was.’

In de jaren vóór Sail rijpte het plan de Hubertus te hermotoriseren en weer onder zeil te brengen. Dankzij Sail Amsterdam was er zoveel geld binnengekomen dat de tjalk grondig kon worden aangepakt. In 1976 werd de Hubertus voor het eerst drooggezet op de werf van Van der Beldt in West-Graftdijk. Het vlak bleek nog goed, maar de kimmen moesten worden gedubbeld. Pieuw: ‘Bij Teun van der Beldt kon in feite alles. En hij was wat betreft de kosten heel coulant.’

Er werd een tweedehands Kromhout van zestig pk geplaatst en de zijschroef verdween. De nieuwe tuigage kreeg een oppervlak van 180 vierkante meter. ‘Daarvoor plaatsten we een 22,50 meter lange stalen mast met een strijkvoorziening. Die motor bleek later een miskoop. Hij werd omstreeks 1985 vervangen door een DAF, die het nog steeds uitstekend doet.’

Geen chartervaart

In de jaren erna werd veel met het schip gevaren, maar nooit is overwogen haar in te zetten in de chartervaart. Wel nam de Oostzeetjalk tien jaar lang (tot 2007) deel aan de ‘Bruine vlootdagen’ op de Zaan.

Behalve plezierige gebeurtenissen, heeft zich aan boord ook een tragedie afgespeeld. Tijdens het strijken van de mast ging iets verschrikkelijk mis, waardoor deze zo hard op het hoofd van de roerganger terechtkwam, dat deze overleed. Het gerechtelijke onderzoek wees uit dat niemand daarvoor aansprakelijk was.

Na flink wat aanpassingen is de Hubertus onder registratienummer 2574 als ‘historisch casco’ geregistreerd in het Nationaal Register Varende Monumenten. Inmiddels is de stichting bijna rond met een plan om de tjalk als ‘varend monument’ te restaureren.

Van de historie van het schip is slechts weinig meer bekend dan dat de geklonken ijzeren tjalk is gebouwd in 1890 in Vierverlaten, waarschijnlijk bij de werf van Mulder. Niet bekend is wie de opdrachtgever was en waar het schip vervolgens heeft gevaren. Volgens de overleveringen zou de tjalk onder de naam Wilhelmina in de vaart zijn gekomen. Te oordelen aan de bouw moet de tjalk zijn gebouwd voor de vaart op de Oostzee vanuit Noord-Nederland. Pas vanaf 1904 is een eigenaar bekend. Toen kocht schipper Laurentius Faassen het schip en herdoopte haar in Janneke Marina. Hij zou ermee alleen op de Nederlandse binnenwateren vracht hebben vervoerd. (AB)