Matroos met reservebeen

‘Lachen jullie maar, ik heb een reservebeen.’ Het is een van de relativerende uitspraken van matroos Wesley van Oss aan boord van het koppelverband Marla-Marla Duo. De19-jarige Rotterdammer werd geboren met een onvolgroeid rechter onderbeen en loopt al ruim 17 jaar met een prothese rond.

Matroos met reservebeen
  • ‘Bij sollicitatie kwam mijn been niet ter sprake’
  • Onderweg oefenen voor Rijnpatent

Door Willem de Niet
Het weerhield hem er niet van te gaan varen en wie hem op en rond het schip in actie ziet moet twee keer kijken om te zien dat hij niet over twee ‘normale’ benen beschikt. Dat wil zeggen, als het langebroekenweer is. Want zo gauw het weer en de dienst het toelaat loopt hij het liefst in bermuda, prothese of geen prothese. Wesley hoeft de schaamte niet voorbij te raken, die kende hij nooit.

‘Dat komt natuurlijk omdat ik vanaf zo jong met een prothese loop. Toen ik anderhalf was kreeg ik mijn eerste. Daarom kan ik er ook alles mee doen. Ik weet niet beter. Ja, ik heb er al een heleboel versleten. Vroeger moest ik vanwege de groei regelmatig een nieuwe prothese. Ik ben bij dat bedrijf kind aan huis. Een tijd geleden hadden we een feest in piratenstijl. Dat vertelde ik daar en toen zei een van de mensen, laat mij maar even gaan. Hij pakte een stuk hout en maakte een echte houten poot. Dat was kicken.’

Toen Wesley bedacht dat hij wilde gaan varen, vonden zijn ouders dat best. ‘Ze waren er heel nuchter in. Ze zeiden: als jij wilt varen, ga je varen. Onze zegen heb je. En zo ging ik naar het STC waar ik achtereenvolgens VMBO en MBO Rijn- en Binnenvaart heb gedaan.’

Sollicitatie

Bij het Scheepvaart en Transport College (STC) waren er evenmin bedenkingen. ‘De enige opmerking ging over mijn keuze voor VMBO. Maar dat kwam omdat ik geschikt was bevonden voor HAVO/VWO. Verder zeiden ze er niets over.’

In het derde jaar van het MBO moest er een stageplaats worden gevonden. ‘Ik kende rederij Danser niet, maar vond de grote container-koppelverbanden wel mooie schepen. Dus ik solliciteerde er. Ik heb een gesprek gehad met walkapitein Ad Schroot en het kwam rond. Toen moest ik contact opnemen met kapitein Huub de Rooij van de Marla. In het gesprek met Schroot was mijn handicap niet ter sprake gekomen. Ik droeg een lange broek en gewone schoenen. Maar ik vond het wel verstandig om het tegen Huub te zeggen. Zodat hij zich niet rot zou schrikken als ik ineens in korte broek zou lopen. Huub vroeg alleen of ik het er met Ad Schroot over had gehad en vroeg me dat toch nog even te doen. Ad zei alleen dat hij het jammer vond dat hij het niet eerder wist, maar verder had het gelukkig geen consequenties. Anderhalf jaar later was ik klaar met school en wilde ik graag weer op de Marla aan boord komen. En dat is gelukt.’

Klimmen en springen

Kapitein Huub de Rooij is goed te spreken over Wesley. ‘Ik keek er natuurlijk wel even van op. Maar het gaat goed. We ontzien hem natuurlijk niet, dat kun je niet maken tegenover de andere jongens. Als hij voor vol wil worden aangezien, zal hij zich voor vol moeten gedragen.’

Wesley op zijn beurt is goed te spreken over de ontvangst op het schip. ‘Ik weet nog dat Huub zei: kijk, dat zijn Remco en René, zij zeggen je wel wat je moet doen. En zo begon het. Eerst de makkelijke klusjes en de rotklusjes en daarna steeds meer. Huub is een goede maar geen makkelijke leermeester. Hij zegt het luid en duidelijk als je iets verkeerd doet. Maar hij legt wel uit waarom het zo moet als hij wil. Hij doet niks zomaar.’

Een buitenstaander kan in het begin niet bevatten wat de jonge matroos kan. Als er stackers op een laag containers moeten worden geplaatst klimt hij erop en springt hij eraf. Bij een van de keren krijgt hij commentaar van kapitein Huub: ‘Niet van de hoge kant, Wesley’.

‘Daar had Huub wel gelijk in’, zegt hij zelf, ‘ik koos de verkeerde kant. Aan de andere kant had ik met minder hoogteverschil te maken gehad. Je moet de risico’s ook niet opzoeken. Dat was eigenlijk niet zo’n goede actie. En Huub zag het natuurlijk weer. Die ontgaat niet veel.’

Ook bij een partijtje stoeien met tweede kapitein Roel wordt duidelijk dat Wesley stevig in zijn schoenen staat. Het gevecht eindigt onbeslist. En niet omdat Roel niet graag zijn tegenstander op de rug had willen hebben. Wesley is een taaie.

Afgekeurd

Over ‘later’ heeft Wesley geen vastomlijnde ideeën. Hij wil zo gauw het kan zijn groot vaarbewijs halen en als hij 21 is het Rijnpatent. Samen met de collega’s aan boord oefent hij al flink welke plaats, sluis of brug bij kilometer zoveel ligt. Zijn theorie voor stuurman en kapitein-manager heeft hij al gehaald. En daarna? De kapiteinsstoel over vijf jaar?

‘Dat weet ik nog niet. Ik vind varen leuk, dat gevoel dat je in de stoel zit en zo’n groot schip beheerst met zo’n klein knuppeltje. Maar voorlopig vind ik het werk aan dek ook heel aantrekkelijk en afwisselend. Ik kan altijd kijken hoe ik er over een paar jaar over denk.’

Hij heeft zich erbij neergelegd dat hij zijn droombaan nooit zal uitoefenen. ‘Ik wilde eigenlijk havenloods worden. Maar daar kon ik geen stageplaats krijgen vanwege mijn been. Dat is tot nu toe de eerste keer dat het me parten heeft gespeeld. Wel jammer, maar als het niet erger wordt… De binnenvaart is ook hartstikke leuk.’

Matroos met reservebeen | Schuttevaer.nl

Matroos met reservebeen

‘Lachen jullie maar, ik heb een reservebeen.’ Het is een van de relativerende uitspraken van matroos Wesley van Oss aan boord van het koppelverband Marla-Marla Duo. De19-jarige Rotterdammer werd geboren met een onvolgroeid rechter onderbeen en loopt al ruim 17 jaar met een prothese rond.

Matroos met reservebeen
  • ‘Bij sollicitatie kwam mijn been niet ter sprake’
  • Onderweg oefenen voor Rijnpatent

Door Willem de Niet
Het weerhield hem er niet van te gaan varen en wie hem op en rond het schip in actie ziet moet twee keer kijken om te zien dat hij niet over twee ‘normale’ benen beschikt. Dat wil zeggen, als het langebroekenweer is. Want zo gauw het weer en de dienst het toelaat loopt hij het liefst in bermuda, prothese of geen prothese. Wesley hoeft de schaamte niet voorbij te raken, die kende hij nooit.

‘Dat komt natuurlijk omdat ik vanaf zo jong met een prothese loop. Toen ik anderhalf was kreeg ik mijn eerste. Daarom kan ik er ook alles mee doen. Ik weet niet beter. Ja, ik heb er al een heleboel versleten. Vroeger moest ik vanwege de groei regelmatig een nieuwe prothese. Ik ben bij dat bedrijf kind aan huis. Een tijd geleden hadden we een feest in piratenstijl. Dat vertelde ik daar en toen zei een van de mensen, laat mij maar even gaan. Hij pakte een stuk hout en maakte een echte houten poot. Dat was kicken.’

Toen Wesley bedacht dat hij wilde gaan varen, vonden zijn ouders dat best. ‘Ze waren er heel nuchter in. Ze zeiden: als jij wilt varen, ga je varen. Onze zegen heb je. En zo ging ik naar het STC waar ik achtereenvolgens VMBO en MBO Rijn- en Binnenvaart heb gedaan.’

Sollicitatie

Bij het Scheepvaart en Transport College (STC) waren er evenmin bedenkingen. ‘De enige opmerking ging over mijn keuze voor VMBO. Maar dat kwam omdat ik geschikt was bevonden voor HAVO/VWO. Verder zeiden ze er niets over.’

In het derde jaar van het MBO moest er een stageplaats worden gevonden. ‘Ik kende rederij Danser niet, maar vond de grote container-koppelverbanden wel mooie schepen. Dus ik solliciteerde er. Ik heb een gesprek gehad met walkapitein Ad Schroot en het kwam rond. Toen moest ik contact opnemen met kapitein Huub de Rooij van de Marla. In het gesprek met Schroot was mijn handicap niet ter sprake gekomen. Ik droeg een lange broek en gewone schoenen. Maar ik vond het wel verstandig om het tegen Huub te zeggen. Zodat hij zich niet rot zou schrikken als ik ineens in korte broek zou lopen. Huub vroeg alleen of ik het er met Ad Schroot over had gehad en vroeg me dat toch nog even te doen. Ad zei alleen dat hij het jammer vond dat hij het niet eerder wist, maar verder had het gelukkig geen consequenties. Anderhalf jaar later was ik klaar met school en wilde ik graag weer op de Marla aan boord komen. En dat is gelukt.’

Klimmen en springen

Kapitein Huub de Rooij is goed te spreken over Wesley. ‘Ik keek er natuurlijk wel even van op. Maar het gaat goed. We ontzien hem natuurlijk niet, dat kun je niet maken tegenover de andere jongens. Als hij voor vol wil worden aangezien, zal hij zich voor vol moeten gedragen.’

Wesley op zijn beurt is goed te spreken over de ontvangst op het schip. ‘Ik weet nog dat Huub zei: kijk, dat zijn Remco en René, zij zeggen je wel wat je moet doen. En zo begon het. Eerst de makkelijke klusjes en de rotklusjes en daarna steeds meer. Huub is een goede maar geen makkelijke leermeester. Hij zegt het luid en duidelijk als je iets verkeerd doet. Maar hij legt wel uit waarom het zo moet als hij wil. Hij doet niks zomaar.’

Een buitenstaander kan in het begin niet bevatten wat de jonge matroos kan. Als er stackers op een laag containers moeten worden geplaatst klimt hij erop en springt hij eraf. Bij een van de keren krijgt hij commentaar van kapitein Huub: ‘Niet van de hoge kant, Wesley’.

‘Daar had Huub wel gelijk in’, zegt hij zelf, ‘ik koos de verkeerde kant. Aan de andere kant had ik met minder hoogteverschil te maken gehad. Je moet de risico’s ook niet opzoeken. Dat was eigenlijk niet zo’n goede actie. En Huub zag het natuurlijk weer. Die ontgaat niet veel.’

Ook bij een partijtje stoeien met tweede kapitein Roel wordt duidelijk dat Wesley stevig in zijn schoenen staat. Het gevecht eindigt onbeslist. En niet omdat Roel niet graag zijn tegenstander op de rug had willen hebben. Wesley is een taaie.

Afgekeurd

Over ‘later’ heeft Wesley geen vastomlijnde ideeën. Hij wil zo gauw het kan zijn groot vaarbewijs halen en als hij 21 is het Rijnpatent. Samen met de collega’s aan boord oefent hij al flink welke plaats, sluis of brug bij kilometer zoveel ligt. Zijn theorie voor stuurman en kapitein-manager heeft hij al gehaald. En daarna? De kapiteinsstoel over vijf jaar?

‘Dat weet ik nog niet. Ik vind varen leuk, dat gevoel dat je in de stoel zit en zo’n groot schip beheerst met zo’n klein knuppeltje. Maar voorlopig vind ik het werk aan dek ook heel aantrekkelijk en afwisselend. Ik kan altijd kijken hoe ik er over een paar jaar over denk.’

Hij heeft zich erbij neergelegd dat hij zijn droombaan nooit zal uitoefenen. ‘Ik wilde eigenlijk havenloods worden. Maar daar kon ik geen stageplaats krijgen vanwege mijn been. Dat is tot nu toe de eerste keer dat het me parten heeft gespeeld. Wel jammer, maar als het niet erger wordt… De binnenvaart is ook hartstikke leuk.’