‘Wij zijn altijd op het water geweest’

Rudi en Piet Jansen van Nautica Jansen in Maastricht zijn geboren en getogen op het water. Op een bunkerschip wel te verstaan. Als kind werkten ze al op de boot van hun vader. Beetje bestellingen in en uitpakken en de winkel opruimen. In 1966 kwam Piet in de zaak, Rudi volgde een jaartje later. Later kwam daar Rudi’s vrouw José erbij, intussen is ze de rechterhand van Rudi en Piet. Zij verzorgt de winkel, maar pakt met hetzelfde gemak de pomp om te tanken.

'Wij zijn altijd op het water geweest'
  • ‘Tijdens de staking in 1975 was het sappelen voor ons’
  • Supermarkt maakte plaats voor surfafdeling
  • ‘Als ze het nergens in Maastricht hebben, moet je bij Jansen zijn’
  • ‘Schippers hebben geen tijd meer voor een praatje’
  • Een heel leven op een bunkerboot

Door Erik van Huizen
Het leven op het water zit de familie Jansen in het bloed. Opa Jansen voer op de 1000-tonner Adriana, volgens Rudi vaart ze nog steeds. Opa Tromp had de Kempenaar Drie Gezusters. De ouders van Rudi en Piet begonnen net na de oorlog, om precies te zijn in 1946, met de verkoop van onder meer brandstoffen in de haven van Stein. De Duitsers hadden in de oorlog het binnenvaartschip van zijn vader in beslag genomen. ‘En toen werd mijn zusje geboren’, vertelt Rudi. ‘Ik weet het niet precies meer, maar volgens mij wilde mijn moeder toen niet meer varen. Ze wilde mijn zusje niet naar het internaat doen.’

Toen zijn ouders een advertentie van Shell zagen waarin wederverkopers werden gezocht, kwam het gezin in Stein terecht. Eigenlijk wilden ze toen al naar Maastricht, maar dat kregen ze op een of andere manier niet rond met de vergunningen. Ze huurden een tjalk voor de opslag van onder meer teer en smeeroliën en gingen er ook op wonen.

Er was toen in Stein veel kolenoverslag. De schippers van de kolenschepen waren dan ook de belangrijkste klanten. ‘Maar het ging nog niet om grote hoeveelheden. Met een lichtertje brachten we alles aan boord. In 1949 verhuisden we als gezin naar Maastricht. We kregen een andere boot. Die hadden we tot 1954. Toen kwam er een soort van raderboot waarin vroeger nog een stoommachine had gestaan. Je kon nog vaag zien dat er iets van Juliana op stond. Deze boot was al 40 meter lang, dezelfde lengte die we nu hebben. De oude raderboot hebben we tot 1971 gehad. Toen liet Shell dit schip bouwen en wij konden het huren. Zo’n 10 jaar later hebben we het gekocht. De aanloopkosten waren toen, zoals dat zo mooi heet, van de boot af.’

Stakingen en crisis

Het wonen op het water vergde soms wel het een en ander van het gezin. Zoon Geoffrey herinnert zich nog dat het soms moeilijk was met hoogwater aan boord te komen. Vader Rudi moet er om lachen. ‘Natuurlijk is dat lastig. Maar we deden er alles aan om de bunkerboot bereikbaar te houden. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor de klanten en leveranciers. Dat was soms moeilijk. We maakten loopbruggen van planken en vaten. En dan ’s nachts wakker blijven. Kijken wat het water zou doen en niet alles zou wegdrijven. Maar dat hoort er gewoon bij als je op het water woont. Dat wisten we toen we eraan begonnen. Wij weten niet beter. We zijn altijd op het water geweest.’

Ook het runnen van de bunkerboot was niet altijd makkelijk. Zo maakten de drie generaties verschillende crises en stakingen mee. In 1972 brak de eerste energiecrisis uit en kreeg Jansen vrijwel geen gasolie geleverd. En de stakingen in 1975 voor het behoud van de schippersbeurzen in Nederland en België, kostten het bedrijf ook veel omzet. ‘Klein Ternaaien was toen gestremd. Dat duurde zeven weken en dat was voor ons echt sappelen. Het enige wat we toen konden leveren was een potje verf en een beetje water. We gingen er met ons oliebootje heen en probeerden er nog wat nieuwe klanten mee te krijgen. Dat is overigens niet echt gelukt. Vaak moesten we er nog zelfs ons geld gaan halen.’

Ook nieuwe regels zorgden er soms voor dat klanten wegbleven. ‘We merken nu natuurlijk ook wel dat er vanwege de crisis minder wordt gevaren. Maar toch is de omzet de laatste jaren gelijk gebleven. Zo’n zes tot zeven jaar geleden hadden we meer last, toen de Belgische schepen in België zonder BTW konden gaan tanken. We hadden zo aan de grens gelegen best veel Belgische schippers als klant. Die zijn we toen vrijwel allemaal verloren.’

Supermarkt

In de jaren ‘70 begon de familie Jansen een supermarkt aan boord van de bunkerboot. ‘Vooral schippers van spitsen sloegen toen nog goed in. Ze kwamen onderweg niet veel tegen en namen veel houdbare producten mee. We hadden toen ook nog twee lichtertjes waarmee we boodschappen naar de baggermolens in de grindgaten brachten. En vanwege de ruime openingstijden hadden we ook klanten van de vaste wal. Maar toen veel binnenvaartschepen een autokraan kregen, werd het steeds moeilijker de supermarkt open te houden. De schippers gingen zelf hun boodschappen doen. We moesten veel inkopen en vanwege de lage omzet moesten we veel weggooien. Het was niet meer rendabel, dus deden we de supermarkt weg.’

In de lege ruimte op de bunkerboot begonnen de Jansens een surfafdeling. ‘Dat was toen heel erg in en kwam eigenlijk een beetje over ons heen. Maar hierdoor hebben we wel veel bekendheid in de watersport gekregen. Aan surfen zijn we zelf nooit toegekomen. We hebben het weleens geprobeerd. Plank op de auto en op weg naar een grindgat of jachthaven. Maar we kwamen niet aan surfen toe. Andere surfers hadden constant vragen en opmerkingen. Hetzelfde geldt als wij een jachtje zouden nemen. Je bent steeds de pineut.’

Intussen heeft de surfafdeling plaatsgemaakt voor een afdeling met watersportartikelen en staat de bunkerboot in Maastricht ook wel bekend als de Winkel van Sinkel. ‘Als ze het nergens in de binnenstad van Maastricht hebben, moet je bij Jansen zijn. Want waar vind je in de stad nog een D-sluitinkje of een goed stukje touw? Ze hebben dat natuurlijk wel in de bouwmarkt, maar vaak is de kwaliteit daar niet echt goed. En wij leveren ook nog de knowhow. Mannen kopen een jachtje en stappen er gewoon maar op. Dan komen ze hier om te vragen wat ze allemaal nodig hebben. Laatst kwam hier een jongen. Wilde weten wat hij allemaal aan boord nodig had. Dus je geeft hem wat zwemvesten, een anker en wat andere spullen. Komt hij drie weken later terug met een proces-verbaal. Hij had geen ankerbal aan boord. Je maakt het allemaal mee.’

Altijd open

Nog steeds wonen Rudi, zijn vrouw José en Piet boven de winkel. Piet woonde wel een tijdje aan de wal. ‘Dat was ook wel fijn. Dan is weg ook echt weg. Maar als je hier weer ’s morgens om zes uur moet zijn en er zijn nog geen klanten, dan zit je maar te wachten. En ’s middags kun je ook niet even lekker boven gaan eten. Dan moet je toch je brood meenemen.’ Dus na 10 jaar te zijn weggeweest, kwam Piet weer aan boord wonen.

Het wonen en werken op één plek zorgt ervoor dat de schipper altijd terecht kan, zeven dagen in de week en 24 uur per dag. De binnenvaartklanten bestaan vooral uit schippers van spitsen, Kempenaars en Dortmunders. Ook grotere schepen komen wel een langszij, maar die vullen meestal maar een beetje bij. ‘Maar iedereen kan hier altijd terecht. Ze zijn altijd welkom. Ook op zondag. We hebben weleens gehad dat een schipper met de trein vanuit Frankrijk kwam, omdat hij wist dat hij hier kon krijgen wat hij zocht. En vroeger vingen we ook de kinderen van de schippers op. Dan belden ze dat ze eraan kwamen en het internaat bracht dan alvast de kinderen in een bus naar ons toe. Ook konden ze de post hier naartoe laten sturen. Geen enkel probleem.’

Geen opvolging

Piet en Rudi worden dit jaar 65 jaar. Opvolging voor het bunkerbedrijf is er niet. Zoon Geoffrey stelt andere prioriteiten en noemt zichzelf een goede prater, maar alles behalve technisch. ‘We gaan met pensioen, maar we gaan wel verder’, zegt Rudi. ‘Zo lang het gaat, ga ik gewoon door. We moeten maar zien wat er op ons afkomt. Misschien gaan we het dan iets rustiger aan doen. Dat doen de schippers toch ook vaak? Dan knopen ze midden december het schip vast en zien ze wel wanneer ze weer gaan varen. Misschien gooien we de walkant dan wel eerder dicht. Die ene verdwaalde watersporter in de winter.’

De telefoon gaat. ‘He, hallo. Waar zit je nu? In Rouen? Oh, in Arles. Ik zal eens even kijken.’ Rudi heeft een spitsenschipper aan de lijn die vanuit Frankrijk wil checken wat de olieprijs in Nederland nu doet. Rudi geeft hem de prijs. ‘Het is natuurlijk niet echt goed voor onze zaken om dat te doen. Maar de schippers krijgen het toch wel te weten. Vroeger moest je nog weleens met de schippers discussiëren over de olieprijs. Toen dachten ze nog dat de olieboeren heel veel in eigen zak staken. Dat is gelukkig een stuk minder.’

Met het nieuwe zakendoen van de binnenvaartschipper heeft Piet wel wat moeite. ‘Vroeger kwamen ze tanken en maakten ze nog gezellig een praatje. Nu bellen ze je op als ze er aan komen en zijn snel weer weg. Ze nemen veel minder tijd. Je merkt dat de sfeer is veranderd. Even lekker bij elkaar buurten is er niet meer bij.’

Ook vindt Piet het werk steeds zwaarder. Hij laat de gaten in zijn broek zien. Hij is minder genegen nog jaren door te gaan. ‘Het is veel sjouwen. Accu’s erin en eruit. Die wegen toch vaak zo’n 60 kilo. En dan willen ze vaak ook nog dat we het voor internetprijzen doen. Ze vergeten dat ze dan de accu’s er zelf in moeten zetten of zelfs moeten ophalen. Wij moeten ook een bepaalde marge halen. Nee, ik vind het niet meer zo leuk.’

‘Wij zijn altijd op het water geweest’ | Schuttevaer.nl

‘Wij zijn altijd op het water geweest’

Rudi en Piet Jansen van Nautica Jansen in Maastricht zijn geboren en getogen op het water. Op een bunkerschip wel te verstaan. Als kind werkten ze al op de boot van hun vader. Beetje bestellingen in en uitpakken en de winkel opruimen. In 1966 kwam Piet in de zaak, Rudi volgde een jaartje later. Later kwam daar Rudi’s vrouw José erbij, intussen is ze de rechterhand van Rudi en Piet. Zij verzorgt de winkel, maar pakt met hetzelfde gemak de pomp om te tanken.

'Wij zijn altijd op het water geweest'
  • ‘Tijdens de staking in 1975 was het sappelen voor ons’
  • Supermarkt maakte plaats voor surfafdeling
  • ‘Als ze het nergens in Maastricht hebben, moet je bij Jansen zijn’
  • ‘Schippers hebben geen tijd meer voor een praatje’
  • Een heel leven op een bunkerboot

Door Erik van Huizen
Het leven op het water zit de familie Jansen in het bloed. Opa Jansen voer op de 1000-tonner Adriana, volgens Rudi vaart ze nog steeds. Opa Tromp had de Kempenaar Drie Gezusters. De ouders van Rudi en Piet begonnen net na de oorlog, om precies te zijn in 1946, met de verkoop van onder meer brandstoffen in de haven van Stein. De Duitsers hadden in de oorlog het binnenvaartschip van zijn vader in beslag genomen. ‘En toen werd mijn zusje geboren’, vertelt Rudi. ‘Ik weet het niet precies meer, maar volgens mij wilde mijn moeder toen niet meer varen. Ze wilde mijn zusje niet naar het internaat doen.’

Toen zijn ouders een advertentie van Shell zagen waarin wederverkopers werden gezocht, kwam het gezin in Stein terecht. Eigenlijk wilden ze toen al naar Maastricht, maar dat kregen ze op een of andere manier niet rond met de vergunningen. Ze huurden een tjalk voor de opslag van onder meer teer en smeeroliën en gingen er ook op wonen.

Er was toen in Stein veel kolenoverslag. De schippers van de kolenschepen waren dan ook de belangrijkste klanten. ‘Maar het ging nog niet om grote hoeveelheden. Met een lichtertje brachten we alles aan boord. In 1949 verhuisden we als gezin naar Maastricht. We kregen een andere boot. Die hadden we tot 1954. Toen kwam er een soort van raderboot waarin vroeger nog een stoommachine had gestaan. Je kon nog vaag zien dat er iets van Juliana op stond. Deze boot was al 40 meter lang, dezelfde lengte die we nu hebben. De oude raderboot hebben we tot 1971 gehad. Toen liet Shell dit schip bouwen en wij konden het huren. Zo’n 10 jaar later hebben we het gekocht. De aanloopkosten waren toen, zoals dat zo mooi heet, van de boot af.’

Stakingen en crisis

Het wonen op het water vergde soms wel het een en ander van het gezin. Zoon Geoffrey herinnert zich nog dat het soms moeilijk was met hoogwater aan boord te komen. Vader Rudi moet er om lachen. ‘Natuurlijk is dat lastig. Maar we deden er alles aan om de bunkerboot bereikbaar te houden. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor de klanten en leveranciers. Dat was soms moeilijk. We maakten loopbruggen van planken en vaten. En dan ’s nachts wakker blijven. Kijken wat het water zou doen en niet alles zou wegdrijven. Maar dat hoort er gewoon bij als je op het water woont. Dat wisten we toen we eraan begonnen. Wij weten niet beter. We zijn altijd op het water geweest.’

Ook het runnen van de bunkerboot was niet altijd makkelijk. Zo maakten de drie generaties verschillende crises en stakingen mee. In 1972 brak de eerste energiecrisis uit en kreeg Jansen vrijwel geen gasolie geleverd. En de stakingen in 1975 voor het behoud van de schippersbeurzen in Nederland en België, kostten het bedrijf ook veel omzet. ‘Klein Ternaaien was toen gestremd. Dat duurde zeven weken en dat was voor ons echt sappelen. Het enige wat we toen konden leveren was een potje verf en een beetje water. We gingen er met ons oliebootje heen en probeerden er nog wat nieuwe klanten mee te krijgen. Dat is overigens niet echt gelukt. Vaak moesten we er nog zelfs ons geld gaan halen.’

Ook nieuwe regels zorgden er soms voor dat klanten wegbleven. ‘We merken nu natuurlijk ook wel dat er vanwege de crisis minder wordt gevaren. Maar toch is de omzet de laatste jaren gelijk gebleven. Zo’n zes tot zeven jaar geleden hadden we meer last, toen de Belgische schepen in België zonder BTW konden gaan tanken. We hadden zo aan de grens gelegen best veel Belgische schippers als klant. Die zijn we toen vrijwel allemaal verloren.’

Supermarkt

In de jaren ‘70 begon de familie Jansen een supermarkt aan boord van de bunkerboot. ‘Vooral schippers van spitsen sloegen toen nog goed in. Ze kwamen onderweg niet veel tegen en namen veel houdbare producten mee. We hadden toen ook nog twee lichtertjes waarmee we boodschappen naar de baggermolens in de grindgaten brachten. En vanwege de ruime openingstijden hadden we ook klanten van de vaste wal. Maar toen veel binnenvaartschepen een autokraan kregen, werd het steeds moeilijker de supermarkt open te houden. De schippers gingen zelf hun boodschappen doen. We moesten veel inkopen en vanwege de lage omzet moesten we veel weggooien. Het was niet meer rendabel, dus deden we de supermarkt weg.’

In de lege ruimte op de bunkerboot begonnen de Jansens een surfafdeling. ‘Dat was toen heel erg in en kwam eigenlijk een beetje over ons heen. Maar hierdoor hebben we wel veel bekendheid in de watersport gekregen. Aan surfen zijn we zelf nooit toegekomen. We hebben het weleens geprobeerd. Plank op de auto en op weg naar een grindgat of jachthaven. Maar we kwamen niet aan surfen toe. Andere surfers hadden constant vragen en opmerkingen. Hetzelfde geldt als wij een jachtje zouden nemen. Je bent steeds de pineut.’

Intussen heeft de surfafdeling plaatsgemaakt voor een afdeling met watersportartikelen en staat de bunkerboot in Maastricht ook wel bekend als de Winkel van Sinkel. ‘Als ze het nergens in de binnenstad van Maastricht hebben, moet je bij Jansen zijn. Want waar vind je in de stad nog een D-sluitinkje of een goed stukje touw? Ze hebben dat natuurlijk wel in de bouwmarkt, maar vaak is de kwaliteit daar niet echt goed. En wij leveren ook nog de knowhow. Mannen kopen een jachtje en stappen er gewoon maar op. Dan komen ze hier om te vragen wat ze allemaal nodig hebben. Laatst kwam hier een jongen. Wilde weten wat hij allemaal aan boord nodig had. Dus je geeft hem wat zwemvesten, een anker en wat andere spullen. Komt hij drie weken later terug met een proces-verbaal. Hij had geen ankerbal aan boord. Je maakt het allemaal mee.’

Altijd open

Nog steeds wonen Rudi, zijn vrouw José en Piet boven de winkel. Piet woonde wel een tijdje aan de wal. ‘Dat was ook wel fijn. Dan is weg ook echt weg. Maar als je hier weer ’s morgens om zes uur moet zijn en er zijn nog geen klanten, dan zit je maar te wachten. En ’s middags kun je ook niet even lekker boven gaan eten. Dan moet je toch je brood meenemen.’ Dus na 10 jaar te zijn weggeweest, kwam Piet weer aan boord wonen.

Het wonen en werken op één plek zorgt ervoor dat de schipper altijd terecht kan, zeven dagen in de week en 24 uur per dag. De binnenvaartklanten bestaan vooral uit schippers van spitsen, Kempenaars en Dortmunders. Ook grotere schepen komen wel een langszij, maar die vullen meestal maar een beetje bij. ‘Maar iedereen kan hier altijd terecht. Ze zijn altijd welkom. Ook op zondag. We hebben weleens gehad dat een schipper met de trein vanuit Frankrijk kwam, omdat hij wist dat hij hier kon krijgen wat hij zocht. En vroeger vingen we ook de kinderen van de schippers op. Dan belden ze dat ze eraan kwamen en het internaat bracht dan alvast de kinderen in een bus naar ons toe. Ook konden ze de post hier naartoe laten sturen. Geen enkel probleem.’

Geen opvolging

Piet en Rudi worden dit jaar 65 jaar. Opvolging voor het bunkerbedrijf is er niet. Zoon Geoffrey stelt andere prioriteiten en noemt zichzelf een goede prater, maar alles behalve technisch. ‘We gaan met pensioen, maar we gaan wel verder’, zegt Rudi. ‘Zo lang het gaat, ga ik gewoon door. We moeten maar zien wat er op ons afkomt. Misschien gaan we het dan iets rustiger aan doen. Dat doen de schippers toch ook vaak? Dan knopen ze midden december het schip vast en zien ze wel wanneer ze weer gaan varen. Misschien gooien we de walkant dan wel eerder dicht. Die ene verdwaalde watersporter in de winter.’

De telefoon gaat. ‘He, hallo. Waar zit je nu? In Rouen? Oh, in Arles. Ik zal eens even kijken.’ Rudi heeft een spitsenschipper aan de lijn die vanuit Frankrijk wil checken wat de olieprijs in Nederland nu doet. Rudi geeft hem de prijs. ‘Het is natuurlijk niet echt goed voor onze zaken om dat te doen. Maar de schippers krijgen het toch wel te weten. Vroeger moest je nog weleens met de schippers discussiëren over de olieprijs. Toen dachten ze nog dat de olieboeren heel veel in eigen zak staken. Dat is gelukkig een stuk minder.’

Met het nieuwe zakendoen van de binnenvaartschipper heeft Piet wel wat moeite. ‘Vroeger kwamen ze tanken en maakten ze nog gezellig een praatje. Nu bellen ze je op als ze er aan komen en zijn snel weer weg. Ze nemen veel minder tijd. Je merkt dat de sfeer is veranderd. Even lekker bij elkaar buurten is er niet meer bij.’

Ook vindt Piet het werk steeds zwaarder. Hij laat de gaten in zijn broek zien. Hij is minder genegen nog jaren door te gaan. ‘Het is veel sjouwen. Accu’s erin en eruit. Die wegen toch vaak zo’n 60 kilo. En dan willen ze vaak ook nog dat we het voor internetprijzen doen. Ze vergeten dat ze dan de accu’s er zelf in moeten zetten of zelfs moeten ophalen. Wij moeten ook een bepaalde marge halen. Nee, ik vind het niet meer zo leuk.’