Slecht te verkopen schip zorgde voor tijdige pensioenopbouw

Willem Noordwijk vaart met zijn vrouw Yvonne op de kleine Franse motor Waterman. Noordwijk en zijn vrouw varen al 41 jaar samen en 24 jaar op dit schip. Ze zijn in de nadagen van hun werkende leven en kunnen over een paar jaar genieten van hun pensioen. De toenmalige marktsituatie dwong ze ertoe om hun plannen bij te stellen.

Slecht te verkopen schip zorgde voor tijdige pensioensopbouw

Door

Henriette Driesen-Joanknecht

Het echtpaar verrepareerde na de aanschaf, gedurende veertien jaar, veel aan de Waterman. Toen ze op een gegeven moment een ander schip wilden, bleek ze veel minder waard. Het was achteraf gezien een geluk bij een ongeluk. ‘Wij wilden een ander schip aanschaffen, maar toen waren de schepen die wij wilden kopen te duur geworden en ons schip bracht niks meer op. Toen hebben we besloten om een huis in Putte te laten bouwen en gewoon door te varen’, vertellen ze.

Naar de sloop

Het plan is nu om nog twee jaar door te varen en dan in het huis te gaan wonen. Als zich geen koper aandient gaat de Waterman naar de sloop. ‘Het hangt ervan af of zich grote reparaties aandienen. Als dat zo is, gaat ze eerder naar de sloop en gaan wij een paar jaar in loondienst varen. Maar we gaan ervan uit, dat we met 64 stoppen en een jaar aan de wal moeten overbruggen.

‘Toevallig besloten we ongeveer 15 jaar geleden om een pensioen op te bouwen. Daardoor kijken we nu uit op een fatsoenlijke oude dag. Dat is nooit wijsheid geweest. Het liep zo, omdat we wat moesten, omdat we ons schip niet kwijt konden.’

Noorwijk begon op negentienjarige leeftijd als zetschipper op een spits van een vriend. Voor de spits werkte hij vijf jaar als matroos op vijf verschillende schepen. ‘Ik voer twee jaar op de spits en ben toen getrouwd. Tot 1976 werkten we als kleine zelfstandigen in de spitsenvaart. De staking van 1975 hebben we meegemaakt. We hebben er zeven weken voor gelegen.’

Zetschipper

Het gezin verliet de spitsenvaart om in loondienst te varen. Het was moeilijk om hun vaargebied met hun schoolgaande dochters te combineren. Daarbij speelde de toenmalige economische situatie een rol. ‘Na de staking was er weinig werk terug, omdat de Fransen niet aan de evenredige vrachtverdeling wilden. Wij hebben toen het schip verkocht om zes jaar als zetschipper op een melassetanker bij Tankes te varen. We voeren toen op een Kempenaar en vanaf de zeehavens naar plaatsen als Veghel, Helmond en Maasbracht. Eigenlijk voeren we overal heen waar silo’s stonden.’

Het echtpaar was in die tijd elk weekend vrij. Die vrije tijd werd altijd aan boord genoten. ‘Het was toen nog niet gebruikelijk dat binnenvaartschippers een huis hadden. We waren elk weekend gewoon aan boord. Het huis aan de wal is pas in opkomst gekomen toen de continuvaart opkwam, maar daar hebben wij nooit aan meegedaan’, legt Noordwijk uit.

Rijnvaart

Na de melassetanker kocht het echtpaar een Kempenaar en daarmee voeren ze twee jaar binnenlands en Noord-Zuid, daarna kwam dit schip. Aanvankelijk was het plan om daarmee ook binnenlands en Noord-Zuid te gaan varen. De tegenvallende verdiensten brachten de familie naar de Rijnvaart. ‘Ik heb toen mijn patent gehaald en toen zijn we naar Duitsland gaan varen, dat zijn we blijven doen.’

Op de Rijn varen ze nog steeds van haven naar haven. In dat vaargebied verbazen ze zich over de nieuwe autosteiger in Bingen. Ze begrijpen die beslissing niet. ‘De autosteiger in Bingen gaat ten koste van de ligplaatsen voor kleine schepen, terwijl grote schepen hun auto niet fatsoenlijk in de haven eraf kunnen zetten. Nu moeten wij toestemming vragen aan de post om er te mogen liggen en plaats maken mocht er een schip komen. Die autosteiger had buitenop moeten liggen, want dan kunnen de grote schepen er ook gebruik van maken.’

Van hun twee dochters vaart er een op de Ursa Montana. De ander woont momenteel voor het werk van haar man in Sjanghai. Hun dochter gingen naar Robbenoord. Ze kozen voor dat internaat, omdat het openbaar was. ‘Het was destijds een van de twee openbare internaten in Nederland. Nu is alleen Lemmer nog open’, vertelt Yvonne.

Franse motor

De Waterman blijkt trouwens een bijzonder schip, want zij is van voor de oorlog en samen met de Reina het enige schip van dit type dat nog vaart.

‘Dit type is voor de oorlog in opdracht van Sanara bij de Biesbosch gebouwd. Haar oorspronkelijke naam is Sanara 117. Van dit type zijn maar vijf schepen gebouwd. Behalve de Waterman vaart alleen de Reina nog, de andere drie zijn gesloopt’, vertelt Noordwijk.

De kleine Franse motor is een ander scheepstype dan de Franse motors die in de tijd van het Marshallplan zijn gebouwd, legt hij uit. ‘Pas na de oorlog kwamen de andere Franse motoren voor de wederopbouw.’

SCHEEPSGEGEVENS: Scheepsnaam: Waterman Lengte: 61 m Breedte: 7,07 m Diepgang: 2,62 m

Tonnage: 671 ton Europanummer: 02312629 Motor: Volvo Penta 600 pk Bouwjaar: 1937 Thuishaven: Putte Eigenaar: VOF Noordwijk

 

Slecht te verkopen schip zorgde voor tijdige pensioenopbouw | Schuttevaer.nl

Slecht te verkopen schip zorgde voor tijdige pensioenopbouw

Willem Noordwijk vaart met zijn vrouw Yvonne op de kleine Franse motor Waterman. Noordwijk en zijn vrouw varen al 41 jaar samen en 24 jaar op dit schip. Ze zijn in de nadagen van hun werkende leven en kunnen over een paar jaar genieten van hun pensioen. De toenmalige marktsituatie dwong ze ertoe om hun plannen bij te stellen.

Slecht te verkopen schip zorgde voor tijdige pensioensopbouw

Door

Henriette Driesen-Joanknecht

Het echtpaar verrepareerde na de aanschaf, gedurende veertien jaar, veel aan de Waterman. Toen ze op een gegeven moment een ander schip wilden, bleek ze veel minder waard. Het was achteraf gezien een geluk bij een ongeluk. ‘Wij wilden een ander schip aanschaffen, maar toen waren de schepen die wij wilden kopen te duur geworden en ons schip bracht niks meer op. Toen hebben we besloten om een huis in Putte te laten bouwen en gewoon door te varen’, vertellen ze.

Naar de sloop

Het plan is nu om nog twee jaar door te varen en dan in het huis te gaan wonen. Als zich geen koper aandient gaat de Waterman naar de sloop. ‘Het hangt ervan af of zich grote reparaties aandienen. Als dat zo is, gaat ze eerder naar de sloop en gaan wij een paar jaar in loondienst varen. Maar we gaan ervan uit, dat we met 64 stoppen en een jaar aan de wal moeten overbruggen.

‘Toevallig besloten we ongeveer 15 jaar geleden om een pensioen op te bouwen. Daardoor kijken we nu uit op een fatsoenlijke oude dag. Dat is nooit wijsheid geweest. Het liep zo, omdat we wat moesten, omdat we ons schip niet kwijt konden.’

Noorwijk begon op negentienjarige leeftijd als zetschipper op een spits van een vriend. Voor de spits werkte hij vijf jaar als matroos op vijf verschillende schepen. ‘Ik voer twee jaar op de spits en ben toen getrouwd. Tot 1976 werkten we als kleine zelfstandigen in de spitsenvaart. De staking van 1975 hebben we meegemaakt. We hebben er zeven weken voor gelegen.’

Zetschipper

Het gezin verliet de spitsenvaart om in loondienst te varen. Het was moeilijk om hun vaargebied met hun schoolgaande dochters te combineren. Daarbij speelde de toenmalige economische situatie een rol. ‘Na de staking was er weinig werk terug, omdat de Fransen niet aan de evenredige vrachtverdeling wilden. Wij hebben toen het schip verkocht om zes jaar als zetschipper op een melassetanker bij Tankes te varen. We voeren toen op een Kempenaar en vanaf de zeehavens naar plaatsen als Veghel, Helmond en Maasbracht. Eigenlijk voeren we overal heen waar silo’s stonden.’

Het echtpaar was in die tijd elk weekend vrij. Die vrije tijd werd altijd aan boord genoten. ‘Het was toen nog niet gebruikelijk dat binnenvaartschippers een huis hadden. We waren elk weekend gewoon aan boord. Het huis aan de wal is pas in opkomst gekomen toen de continuvaart opkwam, maar daar hebben wij nooit aan meegedaan’, legt Noordwijk uit.

Rijnvaart

Na de melassetanker kocht het echtpaar een Kempenaar en daarmee voeren ze twee jaar binnenlands en Noord-Zuid, daarna kwam dit schip. Aanvankelijk was het plan om daarmee ook binnenlands en Noord-Zuid te gaan varen. De tegenvallende verdiensten brachten de familie naar de Rijnvaart. ‘Ik heb toen mijn patent gehaald en toen zijn we naar Duitsland gaan varen, dat zijn we blijven doen.’

Op de Rijn varen ze nog steeds van haven naar haven. In dat vaargebied verbazen ze zich over de nieuwe autosteiger in Bingen. Ze begrijpen die beslissing niet. ‘De autosteiger in Bingen gaat ten koste van de ligplaatsen voor kleine schepen, terwijl grote schepen hun auto niet fatsoenlijk in de haven eraf kunnen zetten. Nu moeten wij toestemming vragen aan de post om er te mogen liggen en plaats maken mocht er een schip komen. Die autosteiger had buitenop moeten liggen, want dan kunnen de grote schepen er ook gebruik van maken.’

Van hun twee dochters vaart er een op de Ursa Montana. De ander woont momenteel voor het werk van haar man in Sjanghai. Hun dochter gingen naar Robbenoord. Ze kozen voor dat internaat, omdat het openbaar was. ‘Het was destijds een van de twee openbare internaten in Nederland. Nu is alleen Lemmer nog open’, vertelt Yvonne.

Franse motor

De Waterman blijkt trouwens een bijzonder schip, want zij is van voor de oorlog en samen met de Reina het enige schip van dit type dat nog vaart.

‘Dit type is voor de oorlog in opdracht van Sanara bij de Biesbosch gebouwd. Haar oorspronkelijke naam is Sanara 117. Van dit type zijn maar vijf schepen gebouwd. Behalve de Waterman vaart alleen de Reina nog, de andere drie zijn gesloopt’, vertelt Noordwijk.

De kleine Franse motor is een ander scheepstype dan de Franse motors die in de tijd van het Marshallplan zijn gebouwd, legt hij uit. ‘Pas na de oorlog kwamen de andere Franse motoren voor de wederopbouw.’

SCHEEPSGEGEVENS: Scheepsnaam: Waterman Lengte: 61 m Breedte: 7,07 m Diepgang: 2,62 m

Tonnage: 671 ton Europanummer: 02312629 Motor: Volvo Penta 600 pk Bouwjaar: 1937 Thuishaven: Putte Eigenaar: VOF Noordwijk