Langs steden, polders en Japanners

De IBSH 14 zwaait de Waal op, geladen met 700 ton zand ‘uit Kekerdom’, bestemd voor de Amsterdamse bouw. Een regenbui maakt het schip glibberig. In de sluis van Tiel neemt schipperse Gerda Neijenhuis plaats in de stuurstoel. Haar echtgenoot Henk loopt naar voren om vast te maken. De trossen liggen al op lengte klaar. Henk geeft vanaf het voordek met kleine handgebaren aanwijzingen. Varen met het beunschip is lang geleden al routine geworden voor het tweetal, ook al vaart Gerda nu niet vaak meer mee.

Langs steden, polders en Japanners

Het schip rijst mee met het water vanuit de diepte, totdat we weer vanaf het Amsterdam-Rijnkanaal over het druilerige Betuwse landschap kunnen uitkijken. We liggen niet alleen in de sluis. Schippers en matrozen knikken even naar elkaar: ons kent ons. Gerda en Henk hebben dit deel van Nederland zien groeien: langzamerhand verdween het groene landschap en er kwamen huizen, gebouwen en wegen voor in de plaats. Na Utrecht strekt het polderlandschap zich breed uit ter weerszijden van het kanaal, maar het duurt niet lang of de zuidelijke bebouwing van Amsterdam doemt in het noorden op. Wat later snellen we met onze zandduinen het IJ op. Neijenhuis meert zijn schip, afgekort genoemd naar Internationale Bagger-, Scheeps- en Handelsmaatschappij, af voor het Maritiem Museum. Een mooie zon staat boven Amsterdam dat aan het leeglopen is. Daarom blijven de bruggen gesloten. Pas om zes uur kunnen de schepen naar binnen. De grachten in, die ooit zijn gegraven voor schepen die de helft kleiner zijn dan dat van Henk en ook de helft smaller. Soms lijkt het schip tussen beide kademuren in te schuren.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Wilt u onbeperkt lezen? Word abonnee en krijg toegang tot unieke maritieme vakinformatie waarmee u altijd up-to-date bent.

Abonneer