Familie Buijs bouwt 150 jaar schepen

‘We hebben tussen 1959 en 1992 zestig complete schepen gebouwd. Toen ontdekten de schippers Oost-Europa en was het afgelopen’, zegt Cees Buijs. Met neef Leen hoort hij tot de vijfde generatie Buijs die actief is op de 150 jaar oude Scheepswerf Gebr. Buijs in Krimpen a/d IJssel. ‘En de zesde generatie is ook al werkzaam in het bedrijf, van de veertien mensen die hier werken heten er zeven Buijs.’

Familie Buijs bouwt 150 jaar schepen 3

Buijs bouwde tot 1992 rond twee schepen per jaar. Toen de cascobouw naar Oost-Europa verhuisde moest de werf snel een alternatief vinden. ‘We konden zelf casco’s gaan importeren en afbouwen, maar mijn nu overleden broer Jan en Leen waren ijzerwerkers, die zagen zichzelf niet in een pak achter het bureau zitten, die wilden bouwen. We zijn toen op de koffie gegaan bij Van der Giessen en het lukte om als onderaannemer aan de slag te gaan. We hebben voor die werf veertien jaar secties gebouwd en niet de simpelste. We deden vooral wat rond en krom was en maakten bijvoorbeeld bijna alle bulbs voor de schepen.’

Op de jachtentoer

Na de sluiting van Van der Giessen, zes jaar terug, zat de werf weer zonder werk. ‘Toen zijn we op de jachtentoer gegaan’, zegt Marten Buijs, de 26-jarige zoon van Cees Buijs, één van de vier Buijsen van de zesde generatie. ‘Dat vereiste grote nauwkeurigheid, maar daaraan waren we wel gewend, schippersfamilies wilden alles ook mooi strak hebben.’
Voor Moonen werden diverse casco’s gebouwd en vorig jaar bouwde Buijs nog een half casco voor Slob (Feadship).
Sinds 2005 bouwt Buijs daarnaast secties voor de Koninklijke Schelde in Vlissingen. ‘We hebben vier voorschepen voor de Indonesische korvetten gebouwd en werken nu aan voorschepen voor drie fregatten voor de Marokkaanse marine. Daaraan hebben we tot eind 2010 werk.’
Voor IHC Metalix doet Buijs gecompliceerd vormwerk. ‘Wanneer de mand bij hen overloopt schuiven ze werk door naar ons’, zegt Cees. ‘Onze specialist achter de pers, Teun Rietveld (64), heeft dit jaar een ridderorde gekregen voor veertig jaar vakmanschap.’ Zijn werk wordt geleidelijk overgenomen door Cornelis Buijs, de jongste zoon van Leen Buijs. ‘Het drukken moet zeer nauwkeurig gebeuren, op een plaat van zes meter mogen maximale afwijkingen van drie millimeter zitten.’ (HH)

Honderdduizend klappen per boot

KRIMPEN a/d IJSSEL
‘In de jaren dertig hebben we hier heel wat houten sloepen en roeiboten gebouwd’, zegt de 87-jarige Jan Buijs, die nog dagelijks op zijn brommer naar de werf komt. ‘De eerste twee jaar na de oorlog bouwden we voor Scheveningse vissers loggersloepen, in het kader van de wederopbouw.’
Dat waren 4,50 meter lange open boten. ‘De bovenkant kon deels worden afgesloten met een zeil. Ik maakte onder meer de eiken spanten, die waren twintig bij dertig streep. Je stookte het hout eerst gloeiend heet en dan boog je zo’n spant er in één keer in. Ze werden vastgezet met koperen nagels.’
In 1947 schakelde Gebr. Buijs over op de bouw van geklonken ijzeren schepen, waaronder vletten en roeiboten. ‘De eerste twee jaar klonken we alles. In een vlet gingen wel 1000 klinknagels. Die sloegen mijn broer en ik er allemaal met de hand in’, zegt Buijs, terwijl hij een oude rekhamer toont. ‘Het vormen van het plaatwerk ging met deze hamer, deden we ook met de hand. Wanneer je de platen van een vlet rond had geslagen en alles geklonken, was je 100.000 klappen verder. Allemaal ellebogenstoom.
‘Later gingen we lassen. Dat scheelde een hoop herrie. De inspecteur van het elektriciteitsbedrijf wilde ons eerst niet genoeg stroom leveren. “Dan neemt u maar een lichtere laskar”, zei hij, maar dat kon natuurlijk niet. Van een nieuwe inspecteur kregen we later gelukkig alle medewerking.’
Buijs verlengde in de jaren vijftig een groot aantal beurtschepen en begon in 1959 met de bouw van complete schepen, voornamelijk binnenvaartschepen, maar ook coasters en vissersschepen. ‘Wij bouwden als eersten een compleet gelast binnenvaartschip’, zegt Buijs sr. ‘De mensen waren bang dat het zou breken, maar dat gebeurde niet, integendeel. Het schip liep kort na de oplevering op de rotsen bij het Vormt voor Urk. Het staal en de spanten waren compleet dubbelgevouwen en de huid was bijna een meter naar binnen gekomen. Maar alles was dicht gebleven. Dat was fantastische reclame voor ons laswerk. Een geklonken schip was nooit droog gebleven, dat was gezonken.’ (HH)

Familie Buijs bouwt 150 jaar schepen | Schuttevaer.nl

Familie Buijs bouwt 150 jaar schepen

‘We hebben tussen 1959 en 1992 zestig complete schepen gebouwd. Toen ontdekten de schippers Oost-Europa en was het afgelopen’, zegt Cees Buijs. Met neef Leen hoort hij tot de vijfde generatie Buijs die actief is op de 150 jaar oude Scheepswerf Gebr. Buijs in Krimpen a/d IJssel. ‘En de zesde generatie is ook al werkzaam in het bedrijf, van de veertien mensen die hier werken heten er zeven Buijs.’

Familie Buijs bouwt 150 jaar schepen 3

Buijs bouwde tot 1992 rond twee schepen per jaar. Toen de cascobouw naar Oost-Europa verhuisde moest de werf snel een alternatief vinden. ‘We konden zelf casco’s gaan importeren en afbouwen, maar mijn nu overleden broer Jan en Leen waren ijzerwerkers, die zagen zichzelf niet in een pak achter het bureau zitten, die wilden bouwen. We zijn toen op de koffie gegaan bij Van der Giessen en het lukte om als onderaannemer aan de slag te gaan. We hebben voor die werf veertien jaar secties gebouwd en niet de simpelste. We deden vooral wat rond en krom was en maakten bijvoorbeeld bijna alle bulbs voor de schepen.’

Op de jachtentoer

Na de sluiting van Van der Giessen, zes jaar terug, zat de werf weer zonder werk. ‘Toen zijn we op de jachtentoer gegaan’, zegt Marten Buijs, de 26-jarige zoon van Cees Buijs, één van de vier Buijsen van de zesde generatie. ‘Dat vereiste grote nauwkeurigheid, maar daaraan waren we wel gewend, schippersfamilies wilden alles ook mooi strak hebben.’
Voor Moonen werden diverse casco’s gebouwd en vorig jaar bouwde Buijs nog een half casco voor Slob (Feadship).
Sinds 2005 bouwt Buijs daarnaast secties voor de Koninklijke Schelde in Vlissingen. ‘We hebben vier voorschepen voor de Indonesische korvetten gebouwd en werken nu aan voorschepen voor drie fregatten voor de Marokkaanse marine. Daaraan hebben we tot eind 2010 werk.’
Voor IHC Metalix doet Buijs gecompliceerd vormwerk. ‘Wanneer de mand bij hen overloopt schuiven ze werk door naar ons’, zegt Cees. ‘Onze specialist achter de pers, Teun Rietveld (64), heeft dit jaar een ridderorde gekregen voor veertig jaar vakmanschap.’ Zijn werk wordt geleidelijk overgenomen door Cornelis Buijs, de jongste zoon van Leen Buijs. ‘Het drukken moet zeer nauwkeurig gebeuren, op een plaat van zes meter mogen maximale afwijkingen van drie millimeter zitten.’ (HH)

Honderdduizend klappen per boot

KRIMPEN a/d IJSSEL
‘In de jaren dertig hebben we hier heel wat houten sloepen en roeiboten gebouwd’, zegt de 87-jarige Jan Buijs, die nog dagelijks op zijn brommer naar de werf komt. ‘De eerste twee jaar na de oorlog bouwden we voor Scheveningse vissers loggersloepen, in het kader van de wederopbouw.’
Dat waren 4,50 meter lange open boten. ‘De bovenkant kon deels worden afgesloten met een zeil. Ik maakte onder meer de eiken spanten, die waren twintig bij dertig streep. Je stookte het hout eerst gloeiend heet en dan boog je zo’n spant er in één keer in. Ze werden vastgezet met koperen nagels.’
In 1947 schakelde Gebr. Buijs over op de bouw van geklonken ijzeren schepen, waaronder vletten en roeiboten. ‘De eerste twee jaar klonken we alles. In een vlet gingen wel 1000 klinknagels. Die sloegen mijn broer en ik er allemaal met de hand in’, zegt Buijs, terwijl hij een oude rekhamer toont. ‘Het vormen van het plaatwerk ging met deze hamer, deden we ook met de hand. Wanneer je de platen van een vlet rond had geslagen en alles geklonken, was je 100.000 klappen verder. Allemaal ellebogenstoom.
‘Later gingen we lassen. Dat scheelde een hoop herrie. De inspecteur van het elektriciteitsbedrijf wilde ons eerst niet genoeg stroom leveren. “Dan neemt u maar een lichtere laskar”, zei hij, maar dat kon natuurlijk niet. Van een nieuwe inspecteur kregen we later gelukkig alle medewerking.’
Buijs verlengde in de jaren vijftig een groot aantal beurtschepen en begon in 1959 met de bouw van complete schepen, voornamelijk binnenvaartschepen, maar ook coasters en vissersschepen. ‘Wij bouwden als eersten een compleet gelast binnenvaartschip’, zegt Buijs sr. ‘De mensen waren bang dat het zou breken, maar dat gebeurde niet, integendeel. Het schip liep kort na de oplevering op de rotsen bij het Vormt voor Urk. Het staal en de spanten waren compleet dubbelgevouwen en de huid was bijna een meter naar binnen gekomen. Maar alles was dicht gebleven. Dat was fantastische reclame voor ons laswerk. Een geklonken schip was nooit droog gebleven, dat was gezonken.’ (HH)