De kleine schipper

Kerstverhaal door Cees de Baare

De kleine schipper
  • Hoe de Brandaris de autoafzetplaats van IJmuiden bezet hield

Het zijn de donkere dagen voor kerst als John het binnenvaartschip Brandaris in het donker door de bocht van het IJ voor het Centraal Station in Amsterdam stuurt. De jonge, van Terschelling afkomstige schipper van het 110-meterschip, volgt in westelijke richting de rode boeienlijn. Zijn vrouw Rebecca kijkt achterin de donkere stuurhut televisie op haar laptop. Als hij zijn stuurstoel achteruit schuift, kijkt hij tevreden naar zijn geliefde.

John loopt naar de tafel om koffie in te schenken en vraagt Rebecca of zij ook wil. Maar Becca, zoals zij aan boord wordt genoemd, hoort hem niet, omdat zij haar koptelefoon op heeft. Als hij nogmaals naar haar kijkt, komt er een brede glimlach op zijn gezicht. Hij kijkt nog even vooruit, de Brandaris ligt goed op koers als zij de Amsterdam Marina langzaam passeert. De verlichte zeiljachten over stuurboord geven toch een mooi gezicht in deze donkere tijd.

Als hij de gevulde koffiemok in zijn hand heeft, loopt John naar Becca en geeft haar een kus op haar wang. Zij schrikt van de onverwachte liefde van haar echtgenoot en kijkt hem met een glimlach aan als hij over haar zwangere buik wrijft.

Becca is zwanger van hun eerste kind en als alles goed verloopt zal zij in januari bevallen. Ze is op hun laatste reis naar boven nog in Koblenz op controle geweest en alles was goed. Geen reden om te twijfelen aan de geschatte geboortedatum. Daarom hebben zij besloten nog een vracht kolen vanuit een zeeschip in IJmuiden voor Duitsland aan te nemen. Becca is Duitse en zal thuis bij haar ouders in Koblenz bevallen.

Goede planning

John loopt terug naar zijn stuurstoel en schuift weer tussen het console. Als het televisieprogramma is afgelopen komt Becca naast hem staan en vraagt: ‘Lieverd weet je al waar wij gaan liggen in IJmuiden?’

John kijkt haar vragend aan. Dat heeft zij in die twee jaar dat zij nu samen varen nog nooit gevraagd. Het maakt haar nooit uit waar het schip ligt. ‘Is er iets’, vraagt hij. ‘Is alles in orde met onze kleine schipper?’

Ze kijkt hem lachend aan. ‘Natuurlijk. Maar ik zou het wel prettig vinden als we aan de wal kunnen.’
Hij kijkt haar aan en belooft haar een mooi plekje. Op dat moment gaat de telefoon. Als John hem opneemt hoort Becca dat het de bevrachter is. John herhaalt de woorden van de bevrachter. ‘Oké, het laden buiten de sluizen wordt pas Tweede Kerstdag of de dinsdag daarna. Bedankt voor je belletje, dan gaan wij een lang weekend in IJmuiden houden.’

Becca kijkt John tevreden aan. ‘Mooi’, zegt zij, ‘dan kunnen we de laatste inkopen voor de kinderkamer doen.’

‘Goede planning hè lieverd’, zegt John lachend.

Op dat moment gaat de deur van de stuurhut open en matroos Sven stapt binnen. ‘Goedenavond samen, is het eten al klaar? Ik heb namelijk enorme honger na een hele dag soppen. Het schip is kerstschoon. Ik moet alleen nog de versiering ophangen.’

Het schippersechtpaar schiet in de lach om hun Duitse matroos. ‘Oeps’, roept Becca, ‘eten! Ik ga gelijk pizza’s in de oven leggen. Het eten is over 20 minuten klaar mannen. Sven kom jij dan even naar beneden om het op te halen?’

Sven knikt. Na 10 minuten zegt John, hou jij even vast, dan ga ik beneden wel even de pizza’s halen. We hebben nog meer dan een half uur, voordat we in IJmuiden zijn. Dus we kunnen op ons gemak eten.’

Als John de roef instapt, ziet hij Rebecca steun zoekend met haar handen op het aanrecht staan. ‘Gaat alles goed lieverd?’

‘Ja hoor alles goed, ik ben een beetje moe. Neem jij de pizza’s maar mee, dan blijf ik even beneden.’

Paniek

Als de pizza’s zijn opgegeten, passeert de Brandaris de pont van Velsen en vraagt John de verkeersleiding of ergens een plekje vrij is met een afloop. Maar daar is weinig kans op. John besluit de auto aan de binnenzijde van de sluizen via de autoafzetplaats aan de wal te zetten en stuurt Sven op pad om te kijken of er nog een ligplaats is aan de buitenkant. Hij weet dat daar ook steigers zijn met een afloop. Dan maar op het getij liggen. Altijd beter dan op palen aan de Kanaaldijk waar je niet van boord kunt.

De Brandaris ligt op een spring met de schroef erop aan de autoafzetplaats te wachten tot Sven terug is, als John even bij Becca gaat kijken. Ze ligt met een bleek gezicht op de bank, badend in het zweet, en is bijna niet aanspreekbaar.

John vliegt de stuurhut in en belt onmiddellijk 112. De rustige centraliste reageert adequaat, maar weet niet wat een autoafzetplaats is en waar die zich bevindt. Helaas weet John ook niet of er een postcode of huisnummer aan zit. ‘Maar belt u alstublieft met de verkeerscentrale. Daar zitten mensen die precies weten waar ik lig, dat kunnen zij met AIS zien.’

Dan is het even stil aan de andere kant. Even later komt zij terug. ‘Mijn collega is aan het bellen mijnheer. Hoe gaat het met uw vrouw? Is haar ademhaling in orde?’

John bukt zich voorover en voelt de ademhaling van Becca. ‘Zij ademt rustig mevrouw.’

Blauwe flitsen

Niet veel later komt Sven buiten adem de roef instormen. ‘Wat is er aan de hand John?’
Dan ziet hij Becca liggen en raakt lichtelijk in paniek. ‘Wat moet ik doen John?’
‘Je moet even rustig worden Sven. Meer jij het schip af. Voortros, achtertros en zet de motor uit. Daarna rij je met mijn auto naar de openbare weg, wacht je tot de ambulance er is en begeleid je die naar boord. Heb je dat begrepen Sven?’

Sven knikt en vliegt aan dek. Als de trilling van de motor in de roef is gestopt, hoort John de auto starten en Sven met slippende banden wegrijden. Niet veel later ziet John, die geen meter van Becca’s zijde wijkt, de blauwe flitsen van de ambulance naderen. God zij dank, denkt hij.

Kort daarop komen twee vrouwelijke ambulancemedewerkers de roef in en ontfermen zich over Becca. Sven en John staan er beteuterd bij. ‘Geen paniek mannen’, zegt één van de dames, ‘uw vrouw ademt goed, haar hartslag is goed en de kleine schipper of schipperin, hoe je het ook noemt, maakt het ook goed. Maar wij nemen haar wel even mee naar het ziekenhuis voor controle.’

Nadat Rebecca weer een beetje bij haar positieven is gebracht, nemen de vrouwen haar tussen hen in en helpen haar van boord de ambulance in. John kijkt Sven aan en zegt: ‘Sven, nu ben jij even de schipper. Blijf hier maar liggen. Ik weet dat het niet mag, maar nood breekt wet. Als iemand aan boord komt, leg je maar uit dat wij naar het ziekenhuis zijn.’

‘Is goed John, gaan jullie maar gerust, ik red mij wel. Hij kijkt de ambulance na en in gedachten doet hij een schietgebedje voor Rebecca en de kleine schipper. Die nacht slaapt Sven op de bank in de stuurhut. Voor het geval iemand aan boord komt. In zijn vooronder hoort hij dat niet.

Haast

De nacht duurt lang, totdat vroeg in de ochtend de telefoon gaat. Het is John. ‘Goede morgen Sven, met Becca en de kleine is alles goed. Maar de artsen laten haar nog niet gaan. Red jij het een beetje?’
‘Hier gaat alles goed John. Er is nog niemand geweest om ons weg te sturen. Dus voorlopig liggen wij hier goed.’
‘Ik hou je op de hoogte maatje. Als er iets is, moet je gewoon bellen. Ik blijf bij Becca.’

Sven hangt op en gaat beneden iets eten. Daarna besluit hij voor de komende dagen het schip een beetje in kerstsfeer te brengen. Hij heeft in het herft verschillende kerstversieringen zien liggen. Het is niet voor niets Eerste Kerstdag. De kunstboom wordt in de voormast gehesen en aan de binnenkant van de roeframen en de stuurhut hangt hij de kerststerren met licht erin.

Als hij klaar is, hoort hij op de steiger een auto toeteren en ziet het Duitse kenteken van de ouders van Becca. Die moeten de halve nacht hebben gereden.
En inderdaad, zodra zij aan de koffie zitten, vertelt Becca’s moeder dat zij geen goed gevoel had bij de ziekenhuisopname en direct naar Holland zijn vertrokken.
Als de koffie op is, gaat de telefoon weer: ‘Zijn mijn schoonouders er al Sven?’
‘Jazeker, wij hebben net de koffie op.’
‘Stuur ze dan maar snel hierheen. De kleine schipper heeft haast.’

Opblaasbaby

Zo snel als mogelijk rijden zij naar het opgegeven ziekenhuis. Daar komt John hen al lachend tegemoet. ‘Gefeliciteerd oma en opa! Jullie hebben een mooie kleinzoon.’ De trotse grootouders nemen hun dochter en kleinzoon in hun armen en er vallen tranen van geluk.

Achter de Brandaris ligt een beunschip afgemeerd. De schipper komt bij Sven langs met de vraag waarom hij de autoafzetplaats bezet houdt. Sven legt het hem uit.

‘Nou dat komt goed uit. Loop maar even mee, dan hebben wij nog wel iets leuks aan boord.’
Tien minuten later loopt Sven met een grote doos terug naar boord, zet hem op het roefdek en pakt hem uit. Er verschijnt een gigantische opblaasbaby. Sven moet er hartelijk om lachen.

Niet veel later keren Becca’s ouders terug en vertellen Sven trots dat hun kleinzoon is geboren. Becca en de kleine komen waarschijnlijk morgen terug aan boord. De ouders van Becca zorgen voor een heerlijke kerstmaaltijd.

Welkom

De volgende dag stopte een taxi naast het schip en het complete jonge gezinnetje stapt uit. Aan boord is alles in gereedheid gebracht om het kerstkindje te ontvangen. Becca’s ouders kunnen een week blijven om hun dochter te helpen. Als de kleine schipper in de armen van Sven wordt gelegd, zegt Becca: ‘Dit is oom Sven, kleine. En Sven, mama en papa, wij noemen onze zoon Noël, omdat hij op Kerstmis is geboren.’

‘Welkom aan boord kleine schipper en een fijne kerst.’
De kleine schipper | Schuttevaer.nl

De kleine schipper

Kerstverhaal door Cees de Baare

De kleine schipper
  • Hoe de Brandaris de autoafzetplaats van IJmuiden bezet hield

Het zijn de donkere dagen voor kerst als John het binnenvaartschip Brandaris in het donker door de bocht van het IJ voor het Centraal Station in Amsterdam stuurt. De jonge, van Terschelling afkomstige schipper van het 110-meterschip, volgt in westelijke richting de rode boeienlijn. Zijn vrouw Rebecca kijkt achterin de donkere stuurhut televisie op haar laptop. Als hij zijn stuurstoel achteruit schuift, kijkt hij tevreden naar zijn geliefde.

John loopt naar de tafel om koffie in te schenken en vraagt Rebecca of zij ook wil. Maar Becca, zoals zij aan boord wordt genoemd, hoort hem niet, omdat zij haar koptelefoon op heeft. Als hij nogmaals naar haar kijkt, komt er een brede glimlach op zijn gezicht. Hij kijkt nog even vooruit, de Brandaris ligt goed op koers als zij de Amsterdam Marina langzaam passeert. De verlichte zeiljachten over stuurboord geven toch een mooi gezicht in deze donkere tijd.

Als hij de gevulde koffiemok in zijn hand heeft, loopt John naar Becca en geeft haar een kus op haar wang. Zij schrikt van de onverwachte liefde van haar echtgenoot en kijkt hem met een glimlach aan als hij over haar zwangere buik wrijft.

Becca is zwanger van hun eerste kind en als alles goed verloopt zal zij in januari bevallen. Ze is op hun laatste reis naar boven nog in Koblenz op controle geweest en alles was goed. Geen reden om te twijfelen aan de geschatte geboortedatum. Daarom hebben zij besloten nog een vracht kolen vanuit een zeeschip in IJmuiden voor Duitsland aan te nemen. Becca is Duitse en zal thuis bij haar ouders in Koblenz bevallen.

Goede planning

John loopt terug naar zijn stuurstoel en schuift weer tussen het console. Als het televisieprogramma is afgelopen komt Becca naast hem staan en vraagt: ‘Lieverd weet je al waar wij gaan liggen in IJmuiden?’

John kijkt haar vragend aan. Dat heeft zij in die twee jaar dat zij nu samen varen nog nooit gevraagd. Het maakt haar nooit uit waar het schip ligt. ‘Is er iets’, vraagt hij. ‘Is alles in orde met onze kleine schipper?’

Ze kijkt hem lachend aan. ‘Natuurlijk. Maar ik zou het wel prettig vinden als we aan de wal kunnen.’
Hij kijkt haar aan en belooft haar een mooi plekje. Op dat moment gaat de telefoon. Als John hem opneemt hoort Becca dat het de bevrachter is. John herhaalt de woorden van de bevrachter. ‘Oké, het laden buiten de sluizen wordt pas Tweede Kerstdag of de dinsdag daarna. Bedankt voor je belletje, dan gaan wij een lang weekend in IJmuiden houden.’

Becca kijkt John tevreden aan. ‘Mooi’, zegt zij, ‘dan kunnen we de laatste inkopen voor de kinderkamer doen.’

‘Goede planning hè lieverd’, zegt John lachend.

Op dat moment gaat de deur van de stuurhut open en matroos Sven stapt binnen. ‘Goedenavond samen, is het eten al klaar? Ik heb namelijk enorme honger na een hele dag soppen. Het schip is kerstschoon. Ik moet alleen nog de versiering ophangen.’

Het schippersechtpaar schiet in de lach om hun Duitse matroos. ‘Oeps’, roept Becca, ‘eten! Ik ga gelijk pizza’s in de oven leggen. Het eten is over 20 minuten klaar mannen. Sven kom jij dan even naar beneden om het op te halen?’

Sven knikt. Na 10 minuten zegt John, hou jij even vast, dan ga ik beneden wel even de pizza’s halen. We hebben nog meer dan een half uur, voordat we in IJmuiden zijn. Dus we kunnen op ons gemak eten.’

Als John de roef instapt, ziet hij Rebecca steun zoekend met haar handen op het aanrecht staan. ‘Gaat alles goed lieverd?’

‘Ja hoor alles goed, ik ben een beetje moe. Neem jij de pizza’s maar mee, dan blijf ik even beneden.’

Paniek

Als de pizza’s zijn opgegeten, passeert de Brandaris de pont van Velsen en vraagt John de verkeersleiding of ergens een plekje vrij is met een afloop. Maar daar is weinig kans op. John besluit de auto aan de binnenzijde van de sluizen via de autoafzetplaats aan de wal te zetten en stuurt Sven op pad om te kijken of er nog een ligplaats is aan de buitenkant. Hij weet dat daar ook steigers zijn met een afloop. Dan maar op het getij liggen. Altijd beter dan op palen aan de Kanaaldijk waar je niet van boord kunt.

De Brandaris ligt op een spring met de schroef erop aan de autoafzetplaats te wachten tot Sven terug is, als John even bij Becca gaat kijken. Ze ligt met een bleek gezicht op de bank, badend in het zweet, en is bijna niet aanspreekbaar.

John vliegt de stuurhut in en belt onmiddellijk 112. De rustige centraliste reageert adequaat, maar weet niet wat een autoafzetplaats is en waar die zich bevindt. Helaas weet John ook niet of er een postcode of huisnummer aan zit. ‘Maar belt u alstublieft met de verkeerscentrale. Daar zitten mensen die precies weten waar ik lig, dat kunnen zij met AIS zien.’

Dan is het even stil aan de andere kant. Even later komt zij terug. ‘Mijn collega is aan het bellen mijnheer. Hoe gaat het met uw vrouw? Is haar ademhaling in orde?’

John bukt zich voorover en voelt de ademhaling van Becca. ‘Zij ademt rustig mevrouw.’

Blauwe flitsen

Niet veel later komt Sven buiten adem de roef instormen. ‘Wat is er aan de hand John?’
Dan ziet hij Becca liggen en raakt lichtelijk in paniek. ‘Wat moet ik doen John?’
‘Je moet even rustig worden Sven. Meer jij het schip af. Voortros, achtertros en zet de motor uit. Daarna rij je met mijn auto naar de openbare weg, wacht je tot de ambulance er is en begeleid je die naar boord. Heb je dat begrepen Sven?’

Sven knikt en vliegt aan dek. Als de trilling van de motor in de roef is gestopt, hoort John de auto starten en Sven met slippende banden wegrijden. Niet veel later ziet John, die geen meter van Becca’s zijde wijkt, de blauwe flitsen van de ambulance naderen. God zij dank, denkt hij.

Kort daarop komen twee vrouwelijke ambulancemedewerkers de roef in en ontfermen zich over Becca. Sven en John staan er beteuterd bij. ‘Geen paniek mannen’, zegt één van de dames, ‘uw vrouw ademt goed, haar hartslag is goed en de kleine schipper of schipperin, hoe je het ook noemt, maakt het ook goed. Maar wij nemen haar wel even mee naar het ziekenhuis voor controle.’

Nadat Rebecca weer een beetje bij haar positieven is gebracht, nemen de vrouwen haar tussen hen in en helpen haar van boord de ambulance in. John kijkt Sven aan en zegt: ‘Sven, nu ben jij even de schipper. Blijf hier maar liggen. Ik weet dat het niet mag, maar nood breekt wet. Als iemand aan boord komt, leg je maar uit dat wij naar het ziekenhuis zijn.’

‘Is goed John, gaan jullie maar gerust, ik red mij wel. Hij kijkt de ambulance na en in gedachten doet hij een schietgebedje voor Rebecca en de kleine schipper. Die nacht slaapt Sven op de bank in de stuurhut. Voor het geval iemand aan boord komt. In zijn vooronder hoort hij dat niet.

Haast

De nacht duurt lang, totdat vroeg in de ochtend de telefoon gaat. Het is John. ‘Goede morgen Sven, met Becca en de kleine is alles goed. Maar de artsen laten haar nog niet gaan. Red jij het een beetje?’
‘Hier gaat alles goed John. Er is nog niemand geweest om ons weg te sturen. Dus voorlopig liggen wij hier goed.’
‘Ik hou je op de hoogte maatje. Als er iets is, moet je gewoon bellen. Ik blijf bij Becca.’

Sven hangt op en gaat beneden iets eten. Daarna besluit hij voor de komende dagen het schip een beetje in kerstsfeer te brengen. Hij heeft in het herft verschillende kerstversieringen zien liggen. Het is niet voor niets Eerste Kerstdag. De kunstboom wordt in de voormast gehesen en aan de binnenkant van de roeframen en de stuurhut hangt hij de kerststerren met licht erin.

Als hij klaar is, hoort hij op de steiger een auto toeteren en ziet het Duitse kenteken van de ouders van Becca. Die moeten de halve nacht hebben gereden.
En inderdaad, zodra zij aan de koffie zitten, vertelt Becca’s moeder dat zij geen goed gevoel had bij de ziekenhuisopname en direct naar Holland zijn vertrokken.
Als de koffie op is, gaat de telefoon weer: ‘Zijn mijn schoonouders er al Sven?’
‘Jazeker, wij hebben net de koffie op.’
‘Stuur ze dan maar snel hierheen. De kleine schipper heeft haast.’

Opblaasbaby

Zo snel als mogelijk rijden zij naar het opgegeven ziekenhuis. Daar komt John hen al lachend tegemoet. ‘Gefeliciteerd oma en opa! Jullie hebben een mooie kleinzoon.’ De trotse grootouders nemen hun dochter en kleinzoon in hun armen en er vallen tranen van geluk.

Achter de Brandaris ligt een beunschip afgemeerd. De schipper komt bij Sven langs met de vraag waarom hij de autoafzetplaats bezet houdt. Sven legt het hem uit.

‘Nou dat komt goed uit. Loop maar even mee, dan hebben wij nog wel iets leuks aan boord.’
Tien minuten later loopt Sven met een grote doos terug naar boord, zet hem op het roefdek en pakt hem uit. Er verschijnt een gigantische opblaasbaby. Sven moet er hartelijk om lachen.

Niet veel later keren Becca’s ouders terug en vertellen Sven trots dat hun kleinzoon is geboren. Becca en de kleine komen waarschijnlijk morgen terug aan boord. De ouders van Becca zorgen voor een heerlijke kerstmaaltijd.

Welkom

De volgende dag stopte een taxi naast het schip en het complete jonge gezinnetje stapt uit. Aan boord is alles in gereedheid gebracht om het kerstkindje te ontvangen. Becca’s ouders kunnen een week blijven om hun dochter te helpen. Als de kleine schipper in de armen van Sven wordt gelegd, zegt Becca: ‘Dit is oom Sven, kleine. En Sven, mama en papa, wij noemen onze zoon Noël, omdat hij op Kerstmis is geboren.’

‘Welkom aan boord kleine schipper en een fijne kerst.’