Corbulo gered van de sloop

Schipper Philip Tetteroo was van plan zijn Kempenaar Corbulo te laten slopen. De prijs was al vastgesteld op 12.000 gulden. Op het laatste moment bedacht hij zich en belde Waterscouting Nautilus. ‘Ik woonde in Delft en kwam van de werf. Eigenlijk had ik er geen vrede mee, dat de Corbulo zo aan haar eind zou komen. In de haven zag ik de Energie, de thuisbasis van Nautilus, liggen met een telefoonnummer erop. Thuis gekomen, heb ik dat gebeld. Degene die opnam, bedacht zich geen moment en zei de Corbulo voor de sloopprijs te willen kopen.’

Corbulo gered van de sloop

Op 9 augustus 1922 gaf Philip Tetteroo, de grootvader van de laatste schipper, scheepswerf De Haan & Oerlemans in Heusden opdracht voor de bouw van een sleepkempenaar. De prijs werd 29.000 gulden en begin januari 1923 leverde de werf haar op. Voor de eerste reis werd het schip naar Rees gesleept om daar een lading zand in te nemen. Tetteroo verhuurde zijn schip onder meer aan het Duitse bevrachtingskantoor Fendel en het Nederlandse bevrachtingskantoor Damco.

Damco regelde meestal na een opvaart met graan of stukgoed voor de terugreis in Amöneburg een lading cement, destijds nog in balen, voor enkele Nederlandse bouwbedrijven. Tetteroo schipperde niet zelf. Dat deed zijn zoon E.P. Tetteroo. Die nam in 1927 het schip ook van zijn vader over. Vader Tetteroo kocht ook voor een andere zoon een sleepkempenaar en zijn jongste zoon werkte als machinist op de grote vaart.

Operatie Seelöwe

In augustus 1933 schafte E.P. Tetteroo een klein motorsleepbootje aan, een opduwertje met een roefje, waarin een tweecilinder MWM-diesel van 24 pk stond. Wanneer het schip geladen was, werd er geduwd, leeg werd zij gesleept. Tijdens de inval van de Duitsers lag de Corbulo 10 mei 1940 op de Maas in Lith. Nadat de vaarwegen, die op tal van plaatsen door gesprongen bruggen en defecte sluizen waren gestremd, eind juni weer bevaarbaar waren, deed Tetteroo nog een reis met kolen van Stein in Limburg voor de Elektrische Centrale in Nijmegen en een reis met zand van Wellerlooi naar Amsterdam. Op 28 augustus nam de bezetter zijn schip in Amsterdam in beslag.

Bij de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij in Amsterdam-Noord werd de kop er afgebrand en een laadklep aangebracht. In het ruim kwam een betonnen vloer om tanks en ander legermateriaal op te plaatsen. Doel van de Duitse Operatie Seelöwe was om met een vloot de Noordzee over te steken naar Engeland. Zover kwam het echter niet. In augustus 1943 kreeg Tetteroo bericht dat hij zijn in oude staat herstelde schip weer kon overnemen, mits hij voor de Duitsers wilde varen.

Op de werf van Figee aan de Oude Haven in Vlaardingen moesten nog enkele kleine reparaties worden uitgevoerd. Werf en schipper maakten geen haast en zo wist de werf de reparatie een jaar te rekken. Toen het schip eenmaal klaar was, maakte Tetteroo nog steeds geen haast. Hij zou uiteindelijk geen enkele reis voor de bezetter varen. Kort voor de geallieerde legers de zuidelijke provincies introkken, vorderde de Kriegsmarine de Corbulo en na de bevrijding vond Tetteroo haar terug in Leeuwarden.

In Friesland werd het schip na de Duitse capitulatie geladen met aardappelen voor de Randstad. Na die reis sleepte Tetteroo zijn schip naar Utrecht, waar hij met vrouw en kinderen woonde. De eerste naoorlogse reis ging met cokes van Stein naar IJmuiden, waar de Hoogovens weer opstartten.

Motorvlet

In de zomer van 1947 werden in het kader van de Herstelregeling oorlogsschade enkele reparaties en vernieuwingen verricht in Schiedam en op de helling van de IJsselwerf in Capelle aan den IJssel. In Delfshaven bij De Hoog kreeg het schip een nieuwe stuurhut en een dekhut.

Om sneller te kunnen werken, verwisselde Tetteroo in 1951 zijn oude opduwer voor een nieuwe motorvlet van negen bij drie meter met een 72 pk MWM. Vier jaar later liet hij scheepswerf H. Boot & Zn. in Delft een zescilinder MAN-diesel van 150 pk zetten.

Toen E.P. Tetteroo aan de wal ging, nam zijn zoon Philip het schip over. ‘De Corbulo was ideaal voor de vrachtvaart. Vijftig meter lang, 6,58 meter breed en met een diepgang van 2,27 meter. Op 1,90 meter kon zij 430 ton meenemen. Die diepgang was heel belangrijk, omdat de Zuid-Willemsvaart en andere typische Kempenkanalen, die de verbinding vormen tussen Antwerpen en het Waalse industriegebied rond Luik, niet meer diepgang boden. In de sluizen paste een schip van vijftig meter lang en 6,60 meter breed precies tussen de deuren. Je moest het lange roer helemaal naar stuur- of bakboord draaien en dan kon de roeiboot ook meeschutten. Het schip had drie ruimen en kon dus drie verschillende ladingen meenemen zoals tarwe, maïs en rogge of suiker, koffie en thee. Nadeel was, dat je ladingsoorten met een zekere lengte, zoals boomstammen en stalen buizen, niet kon meenemen.’

In 1963 liet Tetteroo de roef vervangen en de dekhutkeuken aanpassen. In 1974 plaatste hij een nieuw middenschot en koos voor twee ruimen.

Gemengde internaten

Het gezin met acht kinderen woonde aan boord . Eenmaal ouder, gingen de kinderen naar het internaat. ‘De meisjes naar Arnhem, de jongens naar Nijmegen. Toen na verloop van tijd gemengde internaten ontstonden, wilden de meisjes onder geen beding naar Nijmegen en peinsden de jongens er niet over om naar Arnhem te gaan. Het bleef dus een hele planning om het gezin elke keer weer bij elkaar te krijgen.’

In december 1986 besloten de Tetteroo’s gebruik te maken van de saneringsregeling. Dat dat sloop van hun schip betekende, zinde hen echter niet. Tetteroo wist toen nog niet dat het schip behouden mocht blijven mits er geen commercieel gebruik van werd gemaakt. Na een winterse stilligperiode deed het echtpaar in 1987 nog acht reizen. Op 9 november van dat jaar werd de Corbulo in Delft afgemeerd en het weekend daarop ging het echtpaar definitief aan de wal.

Wachtschip

Weliswaar had Tetteroo met de sloper een prijs afgesproken, maar het idee dat de Corbulo straks ‘oud ijzer’ zou zijn, zinde hem niet. Op weg naar huis kwam hij langs de haven van Delft en zag daar het telefoonnummer van Waterscouting Nautilus op de Energie staan. Inmiddels op de hoogte van de bijzondere uitzondering, belde hij dat nummer en kreeg Ronald Meinema aan de lijn. Die wilde voor de sloopprijs de Corbulo wel hebben.

‘Het voelt alsof ik nog steeds schipper ben’, vindt Tetteroo. ‘Ik woon in Delft en de Corbulo ligt niet al te ver van ons huis. Zo vaak ik kan, ga ik even kijken. Niet om de boel in de gaten te houden, maar om ervan te genieten.’

Ook als wachtschip, met in het ruim leslokalen, vaart de Corbulo nog steeds. In 1989 voer zij naar NaWaKa in Roermond en in 1990 en 1995 deed zij op Sail Amsterdam dienst als logiesschip. Met haar originele roef is zijn tegenwoordig een varend monument. (EB)

Technische specificaties Kempenaar Corbulo:

Bouwjaar en -werf: 1923, De Haan & Oerlemans in Heusden.
Afmetingen: lengte 50 meter, breedte 6,60 meter, diepgang: 2,27 meter.
Laadvermogen: 548 ton.
Motor: zescilinder MAN van 150 pk.

Corbulo gered van de sloop | Schuttevaer.nl

Corbulo gered van de sloop

Schipper Philip Tetteroo was van plan zijn Kempenaar Corbulo te laten slopen. De prijs was al vastgesteld op 12.000 gulden. Op het laatste moment bedacht hij zich en belde Waterscouting Nautilus. ‘Ik woonde in Delft en kwam van de werf. Eigenlijk had ik er geen vrede mee, dat de Corbulo zo aan haar eind zou komen. In de haven zag ik de Energie, de thuisbasis van Nautilus, liggen met een telefoonnummer erop. Thuis gekomen, heb ik dat gebeld. Degene die opnam, bedacht zich geen moment en zei de Corbulo voor de sloopprijs te willen kopen.’

Corbulo gered van de sloop

Op 9 augustus 1922 gaf Philip Tetteroo, de grootvader van de laatste schipper, scheepswerf De Haan & Oerlemans in Heusden opdracht voor de bouw van een sleepkempenaar. De prijs werd 29.000 gulden en begin januari 1923 leverde de werf haar op. Voor de eerste reis werd het schip naar Rees gesleept om daar een lading zand in te nemen. Tetteroo verhuurde zijn schip onder meer aan het Duitse bevrachtingskantoor Fendel en het Nederlandse bevrachtingskantoor Damco.

Damco regelde meestal na een opvaart met graan of stukgoed voor de terugreis in Amöneburg een lading cement, destijds nog in balen, voor enkele Nederlandse bouwbedrijven. Tetteroo schipperde niet zelf. Dat deed zijn zoon E.P. Tetteroo. Die nam in 1927 het schip ook van zijn vader over. Vader Tetteroo kocht ook voor een andere zoon een sleepkempenaar en zijn jongste zoon werkte als machinist op de grote vaart.

Operatie Seelöwe

In augustus 1933 schafte E.P. Tetteroo een klein motorsleepbootje aan, een opduwertje met een roefje, waarin een tweecilinder MWM-diesel van 24 pk stond. Wanneer het schip geladen was, werd er geduwd, leeg werd zij gesleept. Tijdens de inval van de Duitsers lag de Corbulo 10 mei 1940 op de Maas in Lith. Nadat de vaarwegen, die op tal van plaatsen door gesprongen bruggen en defecte sluizen waren gestremd, eind juni weer bevaarbaar waren, deed Tetteroo nog een reis met kolen van Stein in Limburg voor de Elektrische Centrale in Nijmegen en een reis met zand van Wellerlooi naar Amsterdam. Op 28 augustus nam de bezetter zijn schip in Amsterdam in beslag.

Bij de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij in Amsterdam-Noord werd de kop er afgebrand en een laadklep aangebracht. In het ruim kwam een betonnen vloer om tanks en ander legermateriaal op te plaatsen. Doel van de Duitse Operatie Seelöwe was om met een vloot de Noordzee over te steken naar Engeland. Zover kwam het echter niet. In augustus 1943 kreeg Tetteroo bericht dat hij zijn in oude staat herstelde schip weer kon overnemen, mits hij voor de Duitsers wilde varen.

Op de werf van Figee aan de Oude Haven in Vlaardingen moesten nog enkele kleine reparaties worden uitgevoerd. Werf en schipper maakten geen haast en zo wist de werf de reparatie een jaar te rekken. Toen het schip eenmaal klaar was, maakte Tetteroo nog steeds geen haast. Hij zou uiteindelijk geen enkele reis voor de bezetter varen. Kort voor de geallieerde legers de zuidelijke provincies introkken, vorderde de Kriegsmarine de Corbulo en na de bevrijding vond Tetteroo haar terug in Leeuwarden.

In Friesland werd het schip na de Duitse capitulatie geladen met aardappelen voor de Randstad. Na die reis sleepte Tetteroo zijn schip naar Utrecht, waar hij met vrouw en kinderen woonde. De eerste naoorlogse reis ging met cokes van Stein naar IJmuiden, waar de Hoogovens weer opstartten.

Motorvlet

In de zomer van 1947 werden in het kader van de Herstelregeling oorlogsschade enkele reparaties en vernieuwingen verricht in Schiedam en op de helling van de IJsselwerf in Capelle aan den IJssel. In Delfshaven bij De Hoog kreeg het schip een nieuwe stuurhut en een dekhut.

Om sneller te kunnen werken, verwisselde Tetteroo in 1951 zijn oude opduwer voor een nieuwe motorvlet van negen bij drie meter met een 72 pk MWM. Vier jaar later liet hij scheepswerf H. Boot & Zn. in Delft een zescilinder MAN-diesel van 150 pk zetten.

Toen E.P. Tetteroo aan de wal ging, nam zijn zoon Philip het schip over. ‘De Corbulo was ideaal voor de vrachtvaart. Vijftig meter lang, 6,58 meter breed en met een diepgang van 2,27 meter. Op 1,90 meter kon zij 430 ton meenemen. Die diepgang was heel belangrijk, omdat de Zuid-Willemsvaart en andere typische Kempenkanalen, die de verbinding vormen tussen Antwerpen en het Waalse industriegebied rond Luik, niet meer diepgang boden. In de sluizen paste een schip van vijftig meter lang en 6,60 meter breed precies tussen de deuren. Je moest het lange roer helemaal naar stuur- of bakboord draaien en dan kon de roeiboot ook meeschutten. Het schip had drie ruimen en kon dus drie verschillende ladingen meenemen zoals tarwe, maïs en rogge of suiker, koffie en thee. Nadeel was, dat je ladingsoorten met een zekere lengte, zoals boomstammen en stalen buizen, niet kon meenemen.’

In 1963 liet Tetteroo de roef vervangen en de dekhutkeuken aanpassen. In 1974 plaatste hij een nieuw middenschot en koos voor twee ruimen.

Gemengde internaten

Het gezin met acht kinderen woonde aan boord . Eenmaal ouder, gingen de kinderen naar het internaat. ‘De meisjes naar Arnhem, de jongens naar Nijmegen. Toen na verloop van tijd gemengde internaten ontstonden, wilden de meisjes onder geen beding naar Nijmegen en peinsden de jongens er niet over om naar Arnhem te gaan. Het bleef dus een hele planning om het gezin elke keer weer bij elkaar te krijgen.’

In december 1986 besloten de Tetteroo’s gebruik te maken van de saneringsregeling. Dat dat sloop van hun schip betekende, zinde hen echter niet. Tetteroo wist toen nog niet dat het schip behouden mocht blijven mits er geen commercieel gebruik van werd gemaakt. Na een winterse stilligperiode deed het echtpaar in 1987 nog acht reizen. Op 9 november van dat jaar werd de Corbulo in Delft afgemeerd en het weekend daarop ging het echtpaar definitief aan de wal.

Wachtschip

Weliswaar had Tetteroo met de sloper een prijs afgesproken, maar het idee dat de Corbulo straks ‘oud ijzer’ zou zijn, zinde hem niet. Op weg naar huis kwam hij langs de haven van Delft en zag daar het telefoonnummer van Waterscouting Nautilus op de Energie staan. Inmiddels op de hoogte van de bijzondere uitzondering, belde hij dat nummer en kreeg Ronald Meinema aan de lijn. Die wilde voor de sloopprijs de Corbulo wel hebben.

‘Het voelt alsof ik nog steeds schipper ben’, vindt Tetteroo. ‘Ik woon in Delft en de Corbulo ligt niet al te ver van ons huis. Zo vaak ik kan, ga ik even kijken. Niet om de boel in de gaten te houden, maar om ervan te genieten.’

Ook als wachtschip, met in het ruim leslokalen, vaart de Corbulo nog steeds. In 1989 voer zij naar NaWaKa in Roermond en in 1990 en 1995 deed zij op Sail Amsterdam dienst als logiesschip. Met haar originele roef is zijn tegenwoordig een varend monument. (EB)

Technische specificaties Kempenaar Corbulo:

Bouwjaar en -werf: 1923, De Haan & Oerlemans in Heusden.
Afmetingen: lengte 50 meter, breedte 6,60 meter, diepgang: 2,27 meter.
Laadvermogen: 548 ton.
Motor: zescilinder MAN van 150 pk.