OPINIE ‘Eigenwijze werknemers en samenwerking zijn sterke troeven’

Dit jaar zijn de Nederlandse scheepsbouwers 117 jaar verenigd. Eerst in Scheepsbouwvereniging ‘Hoogezand’, daarna in SNSI, vervolgens in Cebosine (dit jaar 100 jaar geleden opgericht) en sinds 1988 in de VNSI, onderdeel van Netherlands Maritime Technology (NMT). Ruim 100 jaar sterk, eigenlijk al 400 jaar. Een hele prestatie. Maar hoe staat de vlag erbij?

Door Roel de Graaf, managing director Netherlands Maritime Technology


We komen uit een periode waarin diverse partijen onze industrie ‘oud, vies en fout’ vonden. Waarin de overheid rondliep met een RSV-syndroom. En terwijl Nederland nog steeds een maritieme natie was, stond men in Den Haag met de rug naar het water.

Wij bemerken echter steeds duidelijker een kentering, die zich onder meer weerspiegelt in een Maritieme Strategie van overheid en sector samen en in een verandering van de naam Topsector Water in Water & Maritiem. Dat lijkt een miniem verschil, maar het maakt het belang dat aan onze maritieme sector wordt gekoppeld duidelijk voor alle betrokkenen. Een Topsector is namelijk een leidende economische sector.

‘Oud, vies en fout’ is ook allang achterhaald, dat weten we in onze sector allemaal. Onze maritieme industrie hoort bij de wereldtop als het gaat om innovatief vermogen en om speciale schepen met bijbehorende equipment. Er heeft de laatste decennia een enorme verschuiving plaatsgehad van bouwen naar ontwerpen, innoveren en regisseren. Dit is ook te zien aan het aantal ontwerpbureaus in Nederland, dat hard is gegroeid. Zij zijn vandaag al volop bezig met de schepen die over vijf jaar in de vaart moeten komen.

Eigenwijs

Gaat het allemaal florissant? Nou nee, want het sectorjaarverslag van NMT over 2016 maakt duidelijk dat de maritieme sector met een wereldwijde orderdaling van 70% in buitengewoon zwaar weer zit. Maar ondanks de enorme problemen in vooral Azië, gaat het Nederland met een daling van 12% nog bijzonder goed af.

Hoe doen we dat toch? Door veerkracht, opschalen, tijdig afschalen en tegelijk blijven innoveren. Door onze wendbaarheid. Maar ook door de grote concentratie in Nederland van kleinere ondernemingen met veel ‘eigenwijze’ werknemers die elkaar scherp houden. Eén aspect dat echt opvalt is, in mijn optiek, ons vermogen om samen te werken. Want dat open samenwerken aan projecten zit ons in het bloed, in onze cultuur.

Het marinebouwcluster in Nederland is daar een mooi voorbeeld van. Eensgezind is door het cluster op 15 mei jongstleden aan Defensie-minister Hennis-Plasschaert het onderzoeksrapport ‘De Marine en Marinebouwcluster’ overhandigd. Hierin wordt bevestigd dat zonder samenwerking tussen onze Koninklijke Marine, de kennisinstituten en de maritieme maakindustrie, het innovatieve vermogen van de sector krimpt en daarmee de export van maritieme producten op termijn afneemt.

Autonoom

Andere vormen van maritieme samenwerking vinden we in de door de Europese Commissie gesteunde Europese innovatieprojecten. Een voorbeeld daarvan is het project NOVIMAR, waarin onderzoek wordt verricht naar de mogelijkheid van platooning met zee- en of binnenvaartschepen. Een ander voorbeeld is het project Ramsses, waarin Nederlandse partijen grootschalige toepassing van kunststof in de scheepsconstructie onderzoeken. In voorbereiding is een project Autonoom Varen, waarbij de technologie zal worden gedemonstreerd. En op het gebied van schone scheepvaart zien we dat Sail Assist-technologie volwassen en toepasbaar wordt.

Allemaal ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de maritieme toekomst van ons land. Is dat voldoende om ons bestaansrecht te waarborgen? De tijd zal het leren. Maar met een hoge mate van innovatief vermogen, in combinatie met de wil om samen te werken, staan we sterk voor de komende decennia.

 

OPINIE ‘Eigenwijze werknemers en samenwerking zijn sterke troeven’ | Schuttevaer.nl

OPINIE ‘Eigenwijze werknemers en samenwerking zijn sterke troeven’

Dit jaar zijn de Nederlandse scheepsbouwers 117 jaar verenigd. Eerst in Scheepsbouwvereniging ‘Hoogezand’, daarna in SNSI, vervolgens in Cebosine (dit jaar 100 jaar geleden opgericht) en sinds 1988 in de VNSI, onderdeel van Netherlands Maritime Technology (NMT). Ruim 100 jaar sterk, eigenlijk al 400 jaar. Een hele prestatie. Maar hoe staat de vlag erbij?

Door Roel de Graaf, managing director Netherlands Maritime Technology


We komen uit een periode waarin diverse partijen onze industrie ‘oud, vies en fout’ vonden. Waarin de overheid rondliep met een RSV-syndroom. En terwijl Nederland nog steeds een maritieme natie was, stond men in Den Haag met de rug naar het water.

Wij bemerken echter steeds duidelijker een kentering, die zich onder meer weerspiegelt in een Maritieme Strategie van overheid en sector samen en in een verandering van de naam Topsector Water in Water & Maritiem. Dat lijkt een miniem verschil, maar het maakt het belang dat aan onze maritieme sector wordt gekoppeld duidelijk voor alle betrokkenen. Een Topsector is namelijk een leidende economische sector.

‘Oud, vies en fout’ is ook allang achterhaald, dat weten we in onze sector allemaal. Onze maritieme industrie hoort bij de wereldtop als het gaat om innovatief vermogen en om speciale schepen met bijbehorende equipment. Er heeft de laatste decennia een enorme verschuiving plaatsgehad van bouwen naar ontwerpen, innoveren en regisseren. Dit is ook te zien aan het aantal ontwerpbureaus in Nederland, dat hard is gegroeid. Zij zijn vandaag al volop bezig met de schepen die over vijf jaar in de vaart moeten komen.

Eigenwijs

Gaat het allemaal florissant? Nou nee, want het sectorjaarverslag van NMT over 2016 maakt duidelijk dat de maritieme sector met een wereldwijde orderdaling van 70% in buitengewoon zwaar weer zit. Maar ondanks de enorme problemen in vooral Azië, gaat het Nederland met een daling van 12% nog bijzonder goed af.

Hoe doen we dat toch? Door veerkracht, opschalen, tijdig afschalen en tegelijk blijven innoveren. Door onze wendbaarheid. Maar ook door de grote concentratie in Nederland van kleinere ondernemingen met veel ‘eigenwijze’ werknemers die elkaar scherp houden. Eén aspect dat echt opvalt is, in mijn optiek, ons vermogen om samen te werken. Want dat open samenwerken aan projecten zit ons in het bloed, in onze cultuur.

Het marinebouwcluster in Nederland is daar een mooi voorbeeld van. Eensgezind is door het cluster op 15 mei jongstleden aan Defensie-minister Hennis-Plasschaert het onderzoeksrapport ‘De Marine en Marinebouwcluster’ overhandigd. Hierin wordt bevestigd dat zonder samenwerking tussen onze Koninklijke Marine, de kennisinstituten en de maritieme maakindustrie, het innovatieve vermogen van de sector krimpt en daarmee de export van maritieme producten op termijn afneemt.

Autonoom

Andere vormen van maritieme samenwerking vinden we in de door de Europese Commissie gesteunde Europese innovatieprojecten. Een voorbeeld daarvan is het project NOVIMAR, waarin onderzoek wordt verricht naar de mogelijkheid van platooning met zee- en of binnenvaartschepen. Een ander voorbeeld is het project Ramsses, waarin Nederlandse partijen grootschalige toepassing van kunststof in de scheepsconstructie onderzoeken. In voorbereiding is een project Autonoom Varen, waarbij de technologie zal worden gedemonstreerd. En op het gebied van schone scheepvaart zien we dat Sail Assist-technologie volwassen en toepasbaar wordt.

Allemaal ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de maritieme toekomst van ons land. Is dat voldoende om ons bestaansrecht te waarborgen? De tijd zal het leren. Maar met een hoge mate van innovatief vermogen, in combinatie met de wil om samen te werken, staan we sterk voor de komende decennia.