- Zeeuwen maakten bovenwinds eiland groot
Het is in die drukke tijd een kleurig schouwspel van Nederlanders, Fransen, Spanjaarden, Joden, Turken en Grieken. Ieder in hun eigen klederdracht. Er wordt van alles verscheept en versleept: Franse wijn, rijke borduursels, zilverwerk, ijzeren potten, Engels garen, Goudse pijpen en ga zo maar door. Het eiland zelf produceert omstreeks 1770 zo’n 600.000 pond suiker, maar ook miljoenen liters rum. In 1790 bereikt de bevolkingsstatistiek de top met maar liefst 8124 inwoners, onder wie 2341 blanken, 643 gekleurde vrijen en 5140 tot slaaf gemaakten. Vandaag is zo’n drukte op dit wat slaperige bovenwindse eiland niet meer voor te stellen.
Batterijen
De commandeurs Johan Heyliger en Jan de Windt ontwerpen een ring van 16 verdedigingswerken, zoals de batterijen Amsterdam en Rotterdam, Tommelendijk, De Windt, Nassau en natuurlijk het alles dominerende centraalgelegen Fort Oranje.
Statia, zoals de bewoners het eiland liefkozend noemen, biedt ook hulp bij de onafhankelijkheidsstrijd van de Engelse koloniën in Noord-Amerika. Onder Nederlandse vlag kunnen de revolutionairen aan voldoende wapentuig komen. Nederland is dan immers zelf ook in oorlog met Engeland. Op 16 november 1776 wordt vanaf Fort Oranje voor het eerst de nieuwe Amerikaanse vlag gegroet, de eerste internationale erkenning voor de vrije Verenigde Staten van Amerika. In het fort zijn de nodige plaquettes en monumenten van Amerikaanse presidenten en verschillende Amerikaanse staten die het eiland hiervoor nog steeds dankbaar zijn.
Tekst gaat verder onder de foto.

Zeeuws taaltje
We weten dat Zeeuwse bezetters er in 1636 niemand aantreffen. De ooit aanwezige inheemse bevolking is dan al door de Spanjaarden uitgemoord. Jan Snouck, Abraham van Pere, Piter van Rhee en andere notabelen uit de stad Vlissingen nemen de bouw van Fort Oranje ter hand. De 16 kanonnen die zij er plaatsen staan er nog steeds. Ondanks dat onze driekleur er blijft wapperen, verdringt in de loop der eeuwen de Engelse taal het vreemde Zeeuws taaltje van de eerste bewoners. Toch kun je een Statiaan vandaag de dag nog wel horen zeggen: ‘I find it vies’ of ‘to metsel a wall’, maar daar blijft het wel bij. De naam van de ene krater op het eiland, The Quill, stamt naar men aanneemt van het Nederlandse ‘kuil’. Het andere vulkanische massief heet nog gewoon ‘Boven’.

Luitenant-admiraal Michiel Adriaanszoon de Ruyter brengt tweemaal een bezoek aan het strategisch belangrijke eiland. In het fort in de bovenstad staat een obelisk ter nagedachtenis aan zijn bezoeken.
Ruïnes
In de benedenstad zie je nog de ruïnes van pakhuizen. De branding slaat zich er stuk op wat eens de kade was van een drukke haven aan de Galgebaai. In het historische Oranjestad kan de toerist genieten van een drankje en een hapje, al is alles nogal aan de prijs. Er waait een warm windje, je hoort vogels fluiten en steeds heb je doorkijkjes naar de blauwe zee. Tussen fraai gerestaureerde huisjes staan ook complete bouwvallen: soms onverklaarbaar bewoond, soms onbewoonbaar verklaard. Van de voormalige synagoge uit 1738 staan alleen de muren nog overeind. Ooit woonden hier 350 joden.
Van de uit 1774 stammende gereformeerde kerk staan na diverse orkanen alleen nog de resten van vier muren en een stompe toren. Tegenwoordig wordt de binnenruimte wel gebruikt voor trouwplechtigheden, een prachtig decor voor de bruidsreportage.
Het meest opmerkelijke grafmonument op de rondom the Old Church gelegen begraafplaats is een natuurstenen vierkante tombe met tentdak, dat van gouverneur Abraham Heyliger. Verder trekken graven van commandeur Jan de Windt en schout-bij-nacht Willem Crul de aandacht.

Pijpen
Het plaatselijke museum is gevestigd in het voormalige huis van planter en verkoper Simon Simonz Doncker, aan de Wilhelminastraat in Oranjestad. Hier kun je zien hoe rijke planters leefden in de 17e eeuw. In de kelder zien we de resultaten van opgravingen, zoals pre-Columbiaanse scherven, bewerkte schaal- en schelpdieren, huishoudelijke gebruiksvoorwerpen en sieraden. Zeelieden dumpten ook veel drankflessen en Goudse pijpen. Verder zien we een veelheid aan documenten, gravures, tekeningen en kaarten uit de glorietijd van Statia. Enkele stijlkamers tonen hoe de bevolking in de koloniale tijd leefde, compleet met fraaie hemelbedden. Met een beetje geluk tref je een vrijwilliger die bereid is heel veel over het eiland te vertellen en over ‘blue beads’, de kralen die als betaalmiddel werden gebruikt in de slavenhandel.
Tekst gaat verder onder de foto.

Old Ginhouse
De overheid is de grootste werkgever van de huidige 3500 inwoners, die soms meer op figuranten in een openluchtmuseum lijken. Toch biedt het eiland meer dan alleen vergane glorie: je kunt er hiken op de Quill, met een terreinwagen de ruige natuur in of naar fraaie baaien gaan, duiken en andere watersporten beoefenen en ’s avonds genieten van een prachtige sterrenhemel. In The Old Ginhouse, het hotel van het Nederlandse echtpaar Sybolt ten Hoopen en Marlies van der Hout, kom je echt tot rust. Het is ook de enige plek op Statia waar Heineken uit de tap komt.
Lees ook: