Scheveningen is nog steeds een haven van betekenis, maar de visserij heeft er allang niet meer het rijk alleen. Toerisme is een belangrijke rol gaan spelen. De pleziervaart heeft in de Tweede Binnenhaven de plaats ingenomen van de loggers en zijtrawlers van destijds. Een enkele garnalenkotter en een aantal staandwantbootjes hebben er nog een ligplaats. De plaatselijke sleephelling met vijf hellingen is al lang verleden tijd. De weinige grote kotters en een enkele vriestrawler hebben hun plek in de Eerste Binnenhaven. De vangst van de vriestrawlers gaat rechtstreeks het vrieshuis in.
Toonbeeld
Hoe anders was dat in het begin van de jaren ’60. De Tweede Binnenhaven was het toonbeeld van visserij-activiteiten. In en rondom het havengebied hadden vele rederijen hun thuisbasis. Bekend waren: NV Verre Visserij Maatschappij (26 schepen), NV Rederij v.h. Frank Vrolijk (19 schepen), Rederij Jac. den Dulk & Zonen NV (9 schepen), NV Rederij v/h A. den Dulk Pzn. (2 schepen), Rederij M. den Dulk Gzn. NV (4 schepen), NV Visserij Maatschappij J. de Jong (3 schepen), Rederij B. van Leeuwen Szn. (4 schepen), Rederij Gebroeders van Leeuwen (4 schepen), Rederij Aatee (3 schepen), NV Rederij v.h. J.J. Tuyt (2 schepen), Rederij R. van der Zwan en Zn. NV (3 schepen), Jaczon Rederij en Haringhandel NV (11 schepen) en Rederij W. van der Zwan en Zn. NV (4 schepen). Rederij Jaczon en Rederij W. van der Zwan zijn de enige die de neergang in de visserij hebben overleefd.
Rederijkantoren
Aan de Dr. Lelykade in de Tweede Binnenhaven was altijd veel bedrijvigheid. Meerdere rederijen hadden daar hun kantoor en pakhuizen, waaronder het in 1954 opgerichte Jaczon Rederij en Haringhandel. Tot 1974, want op 1 augustus dat jaar werd een nieuw pand met vriescel en verwerkingshal aan de Eerste Binnenhaven aan de Vissershavenweg betrokken op het oude terrein van de ter ziele gegane Rederij v.h Frank Vrolijk.
De Eerste Binnenhaven werd in 1904 aangelegd. Al kort erna werd het plan opgevat een tweede haven aan te leggen, meer landinwaarts. Het zou echter nog tot 1921 duren voordat het gemeentebestuur daartoe besloot. In 1923 werd een begin gemaakt met de aanleg van de tweede haven, die op 23 april 1931 in gebruik werd genomen. Vier jaar later werd aan de zuidkant van de haven een visafslag geopend. De Sleephelling Maatschappij Scheveningen (SMS), in de volksmond De Sleep genoemd, vestigde zich tegenover de visafslag. Tot de werf in 1979 failliet ging.
De visafslag was al eerder vertrokken. In 1965 werd een nieuw gebouw in gebruik genomen aan de Eerste Binnenhaven. De visafslag in de Tweede Binnenhaven werd het domein van de horeca met een jachthaven voor de deur.
Loggers
De laatste jaren voor de sluiting van de oude visafslag waren het vooral trawlloggers en zijtrawlers die hun vangsten daar losten. Haring, maar ook veel rondvis. Aan de noordzijde, waar nu het restaurant Encore by Simonis is gevestigd, was ooit de kantine van de visafslag. Waar het visserijleven elkaar vond na gedane arbeid. Loon werd toen nog in loonzakjes uitgekeerd en de drank vloeide soms rijkelijk.
Aan de zuidkant was een apart gedeelte voor de kustvissers, zoals te zien op de foto uit 1962. De kotter voor dit deel van de afslag is de SCH-34 Fit Aliter, die in 1960 is gebouwd bij Stami in Dordrecht voor Job de Ridder uit Scheveningen.
Nadat de visafslag was vertrokken heeft het gebouw nog allerlei functies gehad, zoals die van schelpenmuseum, maar ook als tijdelijke stal voor schapen en pony’s, die werden ingeladen in het ruim van coasters om naar Engeland te worden vervoerd. Daarbij ging men niet altijd zachtzinnig te werk. Van het begrip dierenwelzijn was in die tijd nog niet iedereen doordrongen. Later is het gebouw gesloopt. Op deze plek staat nu het restaurant Catch by Simonis.
Ruimtegebrek
Het eerste gedeelte van de visafslag was vooral het domein van de trawlers. Die liepen bijna dagelijks binnen en in het weekend waren dat er meerdere. De schepen lagen schuin aan de afslag, vanwege ruimtegebrek (zie foto). Op deze foto uit de jaren ’60 is nog zichtbaar de kotter UK-62 Klaas. Als eerste aan de kant de zijtrawler SCH-16 Aafke, in 1959 gebouwd door Scheepwerf Boot in Leiden voor Rederij Jac. den Dulk & Zonen. Vervolgens de in 1918 gebouwde trawllogger SCH-121 Oceaan VI van Rederij R. van der Zwan en Zn. en de trawllogger SCH-120 Oceaan IV uit 1934 van Jaczon Rederij en Haringhandel. Dan de zijtrawler SCH-196 Helena, in 1955 gebouwd door de Sleephelling Maatschappij Scheveningen (SMS) voor Rederij Jac. den Dulk & Zonen en de zijtrawler SCH-242 Huibertje. Deze werd in 1958 gebouwd bij Boot in Leiden voor Rederij v.h. Frank Vrolijk. Als laatste de zijtrawler SCH-101 Johanna Maria, die in 1956 werd gebouwd door de Sleephelling Maatschappij Scheveningen (SMS) voor Jaczon Rederij en Haringhandel en een zusterschip was van de eerder genoemde SCH-196 Helena.
Nog in de vaart
Van alle schepen is voor zover bekend alleen de SCH-242 nog in de vaart. Niet meer als vissersschip, maar als schoener Mercedes uit Amsterdam.
Alle andere schepen zijn gesaneerd en/of gesloopt, een aantal na nog een (kort) bestaan als boomkorkotter. Een enkeling kreeg nog een bestemming in de offshore of verdween naar het buitenland, zoals de SCH-16 Aafke, die op 25 mei 1973 tijdens de uitoefening van de boomkorvisserij in dichte mist op 38 mijl noordwest van Scheveningen in aanvaring kwam met de Duitse coaster Hosenburg en zonk. De bemanning bleef ongedeerd. Na lichting is het schip in januari 1974 verkocht naar Denemarken, waar het nog jaren als industrievisser zou dienst doen.
Drukte
Het was altijd een drukte van belang in en rond de visafslag aan de Tweede Binnenhaven. De Haagsche Courant weidde er op vrijdag 27 oktober 1961 een artikel aan: ‘Hoogspanning op visafslag’. In het artikel wordt gewag gemaakt van het Engelse walseizoen, de kurk waar de visserij op drijft. De vangsten zijn goed geweest. De lossers schepten de haring in het visruim in manden die eenmaal omhoog gehesen over een glibberige plank werden voortgetrokken en in de afslag in kisten werden uitgestort. 7000 kisten haring was de vangst van 14 trawlers, die bovendien nog 3500 kantjes aanvoerden. Die dag was er ook nog aanvoer van 20 kustvissers die met tong en schol aan de markt kwamen. En bovendien nog 26 spanvissers met haring. Ongekende hoeveelheden, zeker gemeten naar de huidige tijd.
Hektrawler
Het was dan ook woekeren met de ruimte. Niet gek dat men nadacht over een grotere visafslag. Scheveningen telde in 1962 bijna 100 vleetloggers, trawlloggers en zijtrawlers. Hektrawlers waren er nog niet. Die kwamen er in Scheveningen pas in 1965. De eerste was de SCH-23 Yke voor Jaczon Rederij en Haringhandel. Deze 48,50 meter lange trawler werd gebouwd door scheepswerf Seymonsbergen in Amsterdam. Op 21 januari 1965 werd de hektrawler, de eerste met een vismeelinstallatie aan boord, gedoopt door de naamgeefster, mevrouw Yke van der Zwan-Wierda.
Nieuwbouw
De oude visafslag uit 1935 groeide uit haar voegen en was aan vervanging toe. Gekozen werd voor een nieuwe visafslag aan de Vissershavenweg. Daar konden de vissersschepen vanaf zee rechtstreeks aanmeren. Nu moesten ze nog door de smalle doorgang die de eerste haven van de tweede scheidde. Die doorgang, in de volksmond ‘De Pijp’ genoemd, kon door de grotere trawlers alleen bij hoog water worden genomen. Halverwege de doorgang lag een drempel voor een schutsluis die er uiteindelijk nooit kwam.
Architect
Tussen 1962 en 1965 had de bouw van de nieuwe visafslag plaats. In maart 1965 werd deze feestelijk in gebruik genomen. Een groots programma werd opgezet waar een palet aan bekende artiesten uit die tijd, waaronder Willeke Alberti, het feest luister bijzette.
De architect van de visafslag was Sjoerd Schamhart (1919-2007). Schamhart hield in zijn werk rekening met de bestaande stedenbouwkundige structuur en richtte zich sterk op de gebruiker. Beide eigenschappen keerden terug in de visafslag. Het voor de visafslag beschikbaar gestelde terrein wist de architect met 25 meter uit te breiden door deze op palen in het water te bouwen. Zo ontstond een breedte van 105 meter. Met een totale lengte van bijna 400 meter bracht Schamhart de combinatie van opslag, afslag en bedrijfsfuncties onder één dak. De bouwkosten bedroegen destijds negen miljoen gulden.
Te groot
In de loop der jaren kwam de nieuwe visafslag in een te ruim jasje te zitten. De visserij liep terug, het aantal schepen verminderde drastisch en daardoor ook de aanvoer. Momenteel zijn meerdere ruimtes in de afslag verhuurd. De ruimte waar de vis wordt gesorteerd en geschouwd is in de loop der jaren aangepast aan de eisen des tijds.
Op 17 juni 2019 heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de visafslag in Den Haag op de Rijksmonumentlijst gezet. Het nieuwe Rijksmonument is aangewezen in het kader van het aanwijzingsprogramma voor monumenten uit de Wederopbouwperiode (1940-1965) met als motivatie: ‘De visafslag geldt als een essentieel toonbeeld van de cultuurhistorische ontwikkelingen uit de wederopbouwperiode in Nederland. Het is een evidente mijlpaal in de ontwikkeling van de architectuur en ruimte gebonden kunst in Nederland’.
Privatisering
Een positief advies kwam er ook van de gemeente Den Haag. Maar toen was de visafslag al geprivatiseerd. In 1998 werd de visafslag onderdeel van United Fish Auctions (UFA), met vestigingen in Scheveningen, Stellendam en Colijnsplaat. Tot die tijd was de dagelijkse leiding in handen van de adjunct-directeur van de Gemeentelijke Dienst Haven- en Marktwezen. Momenteel is de UFA de op twee na grootse visafslag van Nederland, na Urk en IJmuiden. Binnen UFA draagt de vestiging in Scheveningen veruit het meeste bij aan de omzet. Haring wordt al lang niet meer via de afslag verhandeld. Het is vooral tong en schol en flyshootvis uit Het Kanaal wat de klok slaat.
Lees ook: