'IHC gaat grote orders binnenhalen'

Niet alle banken eens met afgewend faillissement: ‘Afgedwongen redding IHC uniek’

Een faillissement van scheepsbouwer Royal IHC in Kinderdijk had voor onder meer de Rabobank sterk de voorkeur gehad. Dit blijkt uit een gepubliceerde toelichting op het begin maart gevelde Whoa-vonnis. ‘De rechtbank heeft in een unieke zaak uitspraak gedaan’, analyseert masterstudent ondernemingsrecht Jasper Cremers (22) aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. 

Schuldeisers hebben vertrouwen in toekomst van scheepsbouwer Royal IHC. Foto ANP

De rechtbankstukken van de door IHC succesvol gevolgde Whoa-procedure zijn om meerdere redenen interessant. ‘Allereerst omdat er veel verschillende partijen bij zijn betrokken’, legt Cremers uit. ‘Verder is het de eerste keer dat een bedrijf via de Whoa zo’n complexe schulden-reorganisatie weet af te dwingen.’

De rechtenstudent volgde de zaak met grote belangstelling: de kersverse Whoa – Wet homologatie onderhands akkoord – is onderwerp van zijn masterscriptie. Cremers: ‘Met deze uitspraak vindt de eerste vormgeving van de jurisprudentie op dit terrein plaats. De rechtbank durft ruim een kwart van de kredietverstrekkers tot een nieuwe overeenkomst te dwingen. Dit had IHC vóór de invoering van de Whoa (in 2021 – red.) waarschijnlijk nooit voor elkaar gekregen.’

Jasper Cremers bestudeerde het Whoa-verzoek voor zijn opleiding.

Catastrofaal

Bijna was de scheepsbouwer gewurgd door een zogenoemde ‘Amazon-lening’ van 28 miljoen euro. Die lening sloot het bedrijf kennelijk af voor de complexe ombouwoperatie van de pijpenlegger Amazon in 2018.

De klus pakte echter catastrofaal uit: de Amazon verliet niet in de zomer van 2020, maar pas afgelopen september de Rotterdamse Waalhaven, waar IHC voor het enorme vaartuig een kade had afgehuurd.

Uiteindelijk – na eerdere looptijdverlengingen – moest de ooit hoopvol afgesloten ‘Amazon-lening’ uiterlijk 4 januari 2023 zijn terugbetaald. Maar IHC had geen cent meer en bleef in gebreke. Gevolg: begin dit jaar werd de vollédige uitstaande financiering opeisbaar voor het samenwerkingsverband van negen banken die zorgen voor het werkkapitaal van IHC.

Faillissement

Het maximale bedrag dat het scheepsbouwbedrijf via het bankensyndicaat kon lenen was 950 miljoen euro. Bijna een miljard. ‘Dit betekent niet dat dit hele bedrag daadwerkelijk was opgenomen’, nuanceert Cremers. Hoeveel krediet IHC op dat moment wél had verbruikt, vermeldt het vonnis niet. Maar aangezien de 28 miljoen euro voor de Amazon al onbetaalbaar was, stevende de scheepsbouwer op een faillissement af, constateerden de drie betrokken rechters. Deze conclusie trok onder meer deze krant al eerder.

Die noodlottig uitkomst zag IHC ook al aankomen. Vandaar afgelopen zomer het voorstel om de zeer winstgevende dochteronderneming Iqip uit Sliedrecht te verkopen. Een koper was snel gevonden: investeringsmaatschappij HAL.

De verkoopprijs was naar verluidt zeker 300 miljoen euro. Veel meer dan voor het aflossen van de relatief kleine, maar meest urgente Amazon-lening nodig was. Vermoedelijk onderhandelde IHC daarom met de banken andere keuzes uit: met de opbrengst van Iqip waren veel grotere openstaande schulden te voldoen. Voor de Amazon-lening bleef dan niet genoeg over, daar moest dus een nieuwe looptijdverlenging voor komen. Van wat er nog wel overbleef kon de scheepsbouwer het meeste (15 miljoen euro) gebruiken als kasreserve.

Geweigerd

Hierbij stuitte de werf op een probleem. Voor drie onderdelen van zijn ‘complex en omvangrijk’ akkoord had de scheepsbouwer een unanieme instemming van de betrokken kredietverstrekkers nodig. Dit betrof allereerst de verkoop van Iqip – en daarmee stond of viel de rest van het plan. 

Voor zes kredietverstrekkers van het syndicaat was het voorstel van IHC geen probleem. Het betrof de Nederlandse banken ABN-Amro en ING, de Deutsche Bank en de Commerzbank, de Singaporese DBS Bank en als laatste niet een bank maar een garantieverstrekker: de voormalige Nationale Borg uit Amsterdam (sinds 2021 onderdeel van Amerikaanse Liberty Mutual Surety). Drie andere banken gooiden de kont tegen de krib: de Rabobank en twee Britse banken, de Lloyds Bank en National Westminster Bank. Daarmee ontbrak de vereiste eenstemmigheid voor het reddingsplan. 

De stap naar de rechter op 2 januari, twee dagen vóór het aflopen van de Amazon-lening, was voor IHC dan ook de uiterste noodsprong.

Twijfel

Op de zitting van 23 februari kwam de Rabobank als enige van de drie tegenstemmers opdagen. Haar vertegenwoordigers verklaarden dat de bank twijfelde aan de levensvatbaarheid van IHC met de uitvoering van het plan. De bank was bang dat de scheepswerf het voorliggend akkoord in een later stadium alsnog niet zou kunnen nakomen. Naar eigen zeggen zou de bank in dat geval slechter af zijn dan als IHC gelijk failliet zou gaan.

Cremers snapt dit standpunt wel. ‘Bij een faillissement van IHC had de Rabobank haar vordering waarschijnlijk volledig gekregen. Ik begrijp dat ze liever nu haar lening terugkrijgt dan in de toekomst.’

Verder veronderstelde de bank dat IHC onder de gegeven omstandigheden een veel te laag bedrag voor Iqip had bedongen. De rechtbank ging hier niet in mee: de aangestelde observator zag geen aanwijzingen voor een (significant) lagere opbrengst dan mogelijk en nodig.

Vertrouwen

Een urgent onderwerp van debat tussen de partijen was of IHC via de Whoa-procedure de weigerachtige schuldeisers kon dwingen het werkkapitaal van de onderneming te blijven financieren. Om (hopelijk) aankomende grote projecten te kunnen voorfinancieren, blijft IHC de banken hard nodig hebben. Het akkoord bevatte daarom afspraken waarbij de banken een deel van de oorspronkelijke maximale kredietvoorziening, namelijk 503 miljoen euro, beschikbaar zouden blijven stellen als werkkapitaal. Onder meer de Rabobank zag dat niet zitten. Ze had niet langer vertrouwen in de levensvatbaarheid van IHC.

De uitvoering van het akkoord zal IHC niet automatisch weer winstgevend maken, erkende de rechtbank. ‘Zoals bij vrijwel iedere herstructurering het geval is, is de toekomst onzeker. Feit is echter dat een ruime meerderheid van de stemgerechtigde schuldeisers daar, blijkens hun voorstem, wel voldoende vertrouwen in heeft.’

Ook de drie betrokken rechters zagen genoeg redenen om hun vertrouwen hierin uit te spreken: het door IHC opgestelde businessplan maakt ‘voldoende aannemelijk dat [verzoekster] na de beoogde herstructurering levensvatbaar is’. Bovendien bleek op de zitting ‘dat recente ontwikkelingen er inderdaad op wijzen dat [verzoekster] de beoogde orders zal gaan binnenhalen.’

Dekking

De rechtbank oordeelde zich vervolgens bevoegd om de banken inderdaad te dwingen tot de nieuwe afspraken. Het maximale kredietbedrag is nu weliswaar anders dan eerst, maar desondanks een optelsom van al bestaande verplichtingen. Het akkoord maakt nu enkel mogelijk dat IHC weer van die financiering gebruik kan maken, doordat de bestaande tekortkoming wordt opgeheven.

Hiermee zijn ook de drie weigerende kredietverstrekkers verplicht om op basis van de bestaande kredietfaciliteiten in de toekomst het werkkapitaal te blijven financieren. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Dat de rechtbank het financieringsakkoord dwingend aan alle schuldeisers heeft opgelegd, dankt IHC voor een belangrijk deel aan de extra dekking die de Nederlandse Staat de banken heeft toegezegd, stelt Cremers. ‘Hierdoor hebben de banken meer zekerheid op terugbetaling van hun geldsom, en komen ze er dus niet slechter uit dan bij faillissement. Daarnaast heeft ook investeringsmaatschappij HAL een garantie afgegeven tot een maximum van 150 miljoen, voor het deel dat de Nederlandse Staat niet dekt.’

Lees ook:

Nu officieel: Royal IHC verkoopt dochterbedrijf Iqip

‘Royal IHC wordt al driekwart jaar gegijzeld’

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Wilt u onbeperkt lezen? Word abonnee en krijg toegang tot unieke maritieme vakinformatie waarmee u altijd up-to-date bent.

Abonneer

Niet alle banken eens met afgewend faillissement: ‘Afgedwongen redding IHC uniek’ | Schuttevaer.nl
'IHC gaat grote orders binnenhalen'

Niet alle banken eens met afgewend faillissement: ‘Afgedwongen redding IHC uniek’

Een faillissement van scheepsbouwer Royal IHC in Kinderdijk had voor onder meer de Rabobank sterk de voorkeur gehad. Dit blijkt uit een gepubliceerde toelichting op het begin maart gevelde Whoa-vonnis. ‘De rechtbank heeft in een unieke zaak uitspraak gedaan’, analyseert masterstudent ondernemingsrecht Jasper Cremers (22) aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. 

Schuldeisers hebben vertrouwen in toekomst van scheepsbouwer Royal IHC. Foto ANP

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Wilt u onbeperkt lezen? Word abonnee en krijg toegang tot unieke maritieme vakinformatie waarmee u altijd up-to-date bent.

Abonneer