‘Varend erfgoed veroordeeld tot de sloop’

Scheepseigenaar Simon J. de Waard maakt zich zorgen over de certificaatplicht voor varend erfgoed, met name voor schepen die met passagiers moeten varen om de keuringskosten te kunnen bekostigen, maar vanwege de coronamaatregelen niet meer mogen varen.

Simon J. de Waard: ‘Ik spaar ervoor om naar de helling te gaan, ik kan wel blijven varen. Maar als je een verenigingsschip hebt, dan wordt het lastig.’ (Privéfoto)
Simon J. de Waard: ‘Ik spaar ervoor om naar de helling te gaan, ik kan wel blijven varen. Maar als je een verenigingsschip hebt, dan wordt het lastig.’ (Privéfoto)
  • Historische passagiersschepen klem tussen corona en certificaatplicht

De Waard (1943) is eigenaar van de in 1929 gebouwde luxe motor Stella Maris, waarmee hij voor zijn plezier vaart. ‘Ik vaar met een scheepje van 24 meter en dat is volgens de wet een groot schip. Dat geldt voor schepen van 20 meter en langer. En als je onder water een blokvolume hebt van 100 kubieke meter en meer, dan ben je ook een groot schip. Dat maakt dat een flink aantal schepen op het oog geen groot vaartuig zijn, maar toch als groot schip worden aangemerkt. Die oude sleepboten steken onder water flink diep. Het ding is, dat je als groot schip in de Europese Unie moet voldoen aan de eisen voor grote schepen. En daarin zit praktisch geen verschil tussen beroeps- en pleziervaart. Men praat wel over beroepsvaart en pleziervaart, maar houdt er veel te weinig rekening mee dat de bepalingen in het ES-TRIN (European Standard laying down Technical Requirements for Inland Navigation vessels) over pleziervaart, voor plezierschippers ook betaalbaar moeten zijn. De Europese Commissie en de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) verzinnen allerlei regelgeving, die de recreatievaart uit eigen zak moet betalen. En dat is compleet fout.’

Twee keer per week verzendt onze redactie een gratis nieuwsbrief. Wilt u op de hoogte worden gehouden van alle actualiteiten uit de maritieme sector? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief!

Certificaateisen

Een gevolg is dat voor grotere historische schepen dezelfde eisen zijn gaan gelden als voor moderne schepen. ‘In Nederland is bepaald dat, wanneer je certificaat is verlopen, de eisen voor nieuwbouwschepen van toepassing zijn. Dan wordt niet meer gekeken naar de overgangsregeling die zegt dat je mag blijven varen als er geen klaarblijkelijk gevaar is. Dat weet misschien niet iedereen. En het is onlogisch dat, als je op dit moment even niet kunt certificeren, je straks aan volledige nieuwbouweisen moet voldoen. Weinig mensen realiseren zich om hoeveel schepen het gaat. De Federatie Varend Erfgoed Nederland (FVEN) en de Landelijke Vereniging Behoud Historische Beroepsvaartuigen (LVBHB) gaan uit van zo’n 3200 historische schepen in Nederland. Het Bureau Voorlichting Binnenvaart (BVB) van 8000 in de beroepsvaart.

‘Een fout die vaak wordt gemaakt, is dat de Bruine Vloot ook tot deze historische schepen wordt gerekend. Maar dat is erfgoed dat bedrijfsmatig vaart. Die sector wordt wel gezien, maar ander varend erfgoed niet. De regering heeft vanwege corona een flink steunbedrag beschikbaar gesteld, maar de verdeling ervan blijft hangen. Er zijn ook bij de FVEN aangesloten schepen die voor coronasteun in aanmerking zouden moeten komen. Dat is varend erfgoed dat met passagiers moet varen om het onderhoud te kunnen betalen. Als die inkomsten wegvallen en de minister niet met geld komt, bestaat het gevaar dat schepen over de rand vallen. Dan kunnen ze niet meer voldoen aan de certificaateisen en kunnen ze naar de sloper.’

Europa

Loopt De Waard tegen dezelfde problemen aan met de Stella Maris? ‘Kijk, mensen zoals ik, die een mooie baan achter de rug hebben en gepensioneerd zijn, moeten het van hun pensioen en AOW betalen. Ik spaar ervoor om naar de helling te gaan, ik kan wel blijven varen. Maar als je een verenigingsschip hebt, wordt het lastig. Ik noem als voorbeeld de Terra Nova. Dat is een voormalig beroepsschip maar ook een historisch vaartuig. En museumschepen als de Christiaan Brunings in Amsterdam of de Volharding 1 in Rotterdam. Zo zijn er tal van schepen die door musea en behoudsorganisaties varende worden gehouden. Door vrijwilligers, dus daar zit geen beroepsvaart bij. Maar ze kunnen alleen blijven varen als ze met passagiers hun exploitatiekosten kunnen terugverdienen.’

Waarom houdt de Europese regelgeving geen rekening met het Nederlandse varend erfgoed? ‘Het ding is dat wij in Nederland de grootste erfgoedvloot hebben. Er is in het buitenland geen begrip voor om de eenvoudige reden dat ze die niet kennen. Wij wijzen er altijd op dat het om zo’n 3200 schepen gaat en dat dit op z’n zachtst gezegd toch een voldoende aantal is om rekening mee te houden. In het buitenland zeggen ze eenvoudig: als ze oud zijn, gaan ze naar de sloop. Klaar, weg. Wij in Nederland vinden het mooie bootje, gaan erop wonen en blijven ermee varen.’

Wordt het Nederlands varend erfgoed wel goed vertegenwoordigd in Europa? ‘Sinds kort is de LVBHB aangesloten bij de European Boating Association (EBA) en die kan rechtstreeks meevergaderen bij de CCR. Daar worden ze als buitenbeentje gezien, want het gaat niet om groot geld. Groot geld wordt door de beroepsvaart verdiend. Maar we kunnen een beetje invloed uitoefenen. En wij van de FVEN mogen meepraten bij het Branchebreed Overleg Binnenvaart en het Overleg Technisch-Nautisch-Binnenvaart. Dat zijn allebei vergaderingen waarin de delegatie die naar de CCR in Straatsburg gaat wordt bijgespijkerd over de onderwerpen die daar moeten worden besproken.’

‘Varend erfgoed veroordeeld tot de sloop’ | Schuttevaer.nl

‘Varend erfgoed veroordeeld tot de sloop’

Scheepseigenaar Simon J. de Waard maakt zich zorgen over de certificaatplicht voor varend erfgoed, met name voor schepen die met passagiers moeten varen om de keuringskosten te kunnen bekostigen, maar vanwege de coronamaatregelen niet meer mogen varen.

Simon J. de Waard: ‘Ik spaar ervoor om naar de helling te gaan, ik kan wel blijven varen. Maar als je een verenigingsschip hebt, dan wordt het lastig.’ (Privéfoto)
Simon J. de Waard: ‘Ik spaar ervoor om naar de helling te gaan, ik kan wel blijven varen. Maar als je een verenigingsschip hebt, dan wordt het lastig.’ (Privéfoto)
  • Historische passagiersschepen klem tussen corona en certificaatplicht

De Waard (1943) is eigenaar van de in 1929 gebouwde luxe motor Stella Maris, waarmee hij voor zijn plezier vaart. ‘Ik vaar met een scheepje van 24 meter en dat is volgens de wet een groot schip. Dat geldt voor schepen van 20 meter en langer. En als je onder water een blokvolume hebt van 100 kubieke meter en meer, dan ben je ook een groot schip. Dat maakt dat een flink aantal schepen op het oog geen groot vaartuig zijn, maar toch als groot schip worden aangemerkt. Die oude sleepboten steken onder water flink diep. Het ding is, dat je als groot schip in de Europese Unie moet voldoen aan de eisen voor grote schepen. En daarin zit praktisch geen verschil tussen beroeps- en pleziervaart. Men praat wel over beroepsvaart en pleziervaart, maar houdt er veel te weinig rekening mee dat de bepalingen in het ES-TRIN (European Standard laying down Technical Requirements for Inland Navigation vessels) over pleziervaart, voor plezierschippers ook betaalbaar moeten zijn. De Europese Commissie en de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) verzinnen allerlei regelgeving, die de recreatievaart uit eigen zak moet betalen. En dat is compleet fout.’

Twee keer per week verzendt onze redactie een gratis nieuwsbrief. Wilt u op de hoogte worden gehouden van alle actualiteiten uit de maritieme sector? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief!

Certificaateisen

Een gevolg is dat voor grotere historische schepen dezelfde eisen zijn gaan gelden als voor moderne schepen. ‘In Nederland is bepaald dat, wanneer je certificaat is verlopen, de eisen voor nieuwbouwschepen van toepassing zijn. Dan wordt niet meer gekeken naar de overgangsregeling die zegt dat je mag blijven varen als er geen klaarblijkelijk gevaar is. Dat weet misschien niet iedereen. En het is onlogisch dat, als je op dit moment even niet kunt certificeren, je straks aan volledige nieuwbouweisen moet voldoen. Weinig mensen realiseren zich om hoeveel schepen het gaat. De Federatie Varend Erfgoed Nederland (FVEN) en de Landelijke Vereniging Behoud Historische Beroepsvaartuigen (LVBHB) gaan uit van zo’n 3200 historische schepen in Nederland. Het Bureau Voorlichting Binnenvaart (BVB) van 8000 in de beroepsvaart.

‘Een fout die vaak wordt gemaakt, is dat de Bruine Vloot ook tot deze historische schepen wordt gerekend. Maar dat is erfgoed dat bedrijfsmatig vaart. Die sector wordt wel gezien, maar ander varend erfgoed niet. De regering heeft vanwege corona een flink steunbedrag beschikbaar gesteld, maar de verdeling ervan blijft hangen. Er zijn ook bij de FVEN aangesloten schepen die voor coronasteun in aanmerking zouden moeten komen. Dat is varend erfgoed dat met passagiers moet varen om het onderhoud te kunnen betalen. Als die inkomsten wegvallen en de minister niet met geld komt, bestaat het gevaar dat schepen over de rand vallen. Dan kunnen ze niet meer voldoen aan de certificaateisen en kunnen ze naar de sloper.’

Europa

Loopt De Waard tegen dezelfde problemen aan met de Stella Maris? ‘Kijk, mensen zoals ik, die een mooie baan achter de rug hebben en gepensioneerd zijn, moeten het van hun pensioen en AOW betalen. Ik spaar ervoor om naar de helling te gaan, ik kan wel blijven varen. Maar als je een verenigingsschip hebt, wordt het lastig. Ik noem als voorbeeld de Terra Nova. Dat is een voormalig beroepsschip maar ook een historisch vaartuig. En museumschepen als de Christiaan Brunings in Amsterdam of de Volharding 1 in Rotterdam. Zo zijn er tal van schepen die door musea en behoudsorganisaties varende worden gehouden. Door vrijwilligers, dus daar zit geen beroepsvaart bij. Maar ze kunnen alleen blijven varen als ze met passagiers hun exploitatiekosten kunnen terugverdienen.’

Waarom houdt de Europese regelgeving geen rekening met het Nederlandse varend erfgoed? ‘Het ding is dat wij in Nederland de grootste erfgoedvloot hebben. Er is in het buitenland geen begrip voor om de eenvoudige reden dat ze die niet kennen. Wij wijzen er altijd op dat het om zo’n 3200 schepen gaat en dat dit op z’n zachtst gezegd toch een voldoende aantal is om rekening mee te houden. In het buitenland zeggen ze eenvoudig: als ze oud zijn, gaan ze naar de sloop. Klaar, weg. Wij in Nederland vinden het mooie bootje, gaan erop wonen en blijven ermee varen.’

Wordt het Nederlands varend erfgoed wel goed vertegenwoordigd in Europa? ‘Sinds kort is de LVBHB aangesloten bij de European Boating Association (EBA) en die kan rechtstreeks meevergaderen bij de CCR. Daar worden ze als buitenbeentje gezien, want het gaat niet om groot geld. Groot geld wordt door de beroepsvaart verdiend. Maar we kunnen een beetje invloed uitoefenen. En wij van de FVEN mogen meepraten bij het Branchebreed Overleg Binnenvaart en het Overleg Technisch-Nautisch-Binnenvaart. Dat zijn allebei vergaderingen waarin de delegatie die naar de CCR in Straatsburg gaat wordt bijgespijkerd over de onderwerpen die daar moeten worden besproken.’