Franse motor Marot keert vrijdag terug in Dordrecht

Vereniging De Binnenvaart verwacht vrijdag 20 juli haar nieuwe aanwinst, de Franse motor Marot, in Dordrecht. Het schip wordt voorlopig afgemeerd langszij de museumduwboot René Siegfried.

jos hubens marot

De Franse motor is een scheepstype dat na de Tweede Wereldoorlog van grote betekenis is geweest voor de wederopbouw van West-Europa. Er waren twee typen, namelijk de kleine Franse motor met een tonnage van circa 720 ton en een lengte van 63,31 meter en de grote Franse motor van 73,50 meter lengte en een tonnage van 900 ton. De breedte van beide scheepstypes was gelijk, circa 7,10 meter en allemaal waren ze uitgerust met 480 pk Enterprise dieselmotor van Amerikaanse makelij uit San Francisco. Er zijn twee series van in totaal 120 standaardschepen gebouwd. Ze werden in Amerika en Canada geprefabriceerd. De tekeningen van de kleine Franse motor werden in 1939 gemaakt op de tekentafels van scheepswerf De Biesbosch in Dordrecht. Met de besprekingen voor de bouw van deze schepen werd al in de oorlogsjaren, in 1943, een begin gemaakt. Van het kleine type zijn er 25 gebouwd en van de grote 95.

Marshallhulp

Toen de Verenigde Staten na de oorlog met het Marshall-hulpplan kwam, werd de levering van een deel van deze schepen in het Marshallplan ingepast, omdat Frankrijk voor een deel van de hulp transportmiddelen verkoos. Alle 120 Amerikaans-Canadese motorschepen werden eigendom van de Franse staat en kwamen dan ook onder Franse vlag te varen. Daarom werden ze Franse motor genoemd.
Het ontwerp van de grote Franse motor was afkomstig van de Zwitserse scheepsbouwmeester A.J. Ryniker uit Bazel. De schepen werden als bouwpakketten vanuit Canada en Amerika aangeleverd.
Voor de assemblage van deze 47 grote Franse motoren werd op het terrein van scheepswerf De Biesbosch een aparte helling aangelegd, die al snel de benaming Amerikaanse helling kreeg. Scheepswerf De Biesbosch heeft zelf ook nog 13 grote Franse motors gebouwd. Deze onderscheiden zich van hun zusterschepen, omdat ze geheel zijn geklonken. In tegenstelling tot de 82 andere schepen die grotendeels zijn gelast. Zo werden in Dordrecht 35 van de 95 grote schepen gebouwd en afgebouwd. De resterende 60 schepen werden in Frankrijk gebouwd op de SCAR-werf in Straatsburg 25 stuks, Duchese & Bossiére in Le Havre bouwde 14 schepen en bij de Marine Arsenal-werf in Cherbourg werden er nog eens 21 gebouwd. De schepen die op de twee laatstgenoemde werven werden gebouwd, konden uiteraard niet binnendoor de Rijn bereiken en zijn daarom over zee, via Rotterdam naar Dordrecht gesleept.

Museumschip

Van de 21 stuks afgebouwde grote Franse motoren is de Marot één van de bouwpakketten die op Marine scheepswerf in Cherbourg zijn geassembleerd. De Marot is een van de laatste die in 1953 over zee naar Dordrecht zijn versleept. De Enterprise motor die nog steeds naar volle tevredenheid in de Marot draait, op GTL brandstof, heeft als bouwjaar 1947. Waar de scheepsnaam Marot van afkomstig is, is niet helemaal duidelijk, maar waarschijnlijk is het schip vernoemd naar de Franse verzetsstrijder uit de Tweede Wereldoorlog; Henri Marot (1916-1944) of naar de hofdichter Clément Marot uit de 16de eeuw. De Marot kwam onder de vlag van de Franse staatsrederij CNFR uit Straatsburg op de Rijn te varen. In 1981 werd ze verkocht aan de familie Bruinsma uit Den Burg en Maria-B gedoopt. Jaap de Haan en Petra van Voorst kochten het schip in 1990 en noemden haar Jan van Voorst, naar de vader van Petra. Stichting De Binnenvaart heeft de Jan van Voorst gekocht in 2018 en ze krijgt de functie van museumschip als centraal schip van Leefwerf De Biesbosch. Zij krijgt haar originele naam Marot weer terug. Ze gaat de geschiedenis vertellen van de Marshallhulp en scheepswerf De Biesbosch. De befaamde (binnenvaart) modelbouwer Harry Tullemans is een maquette (1:150) aan het bouwen van deze beroemde werf uit de jaren na de Tweede wereldoorlog. Ook wil de vereniging de evolutie van de binnenvaart in de 20ste eeuw laten zien. De Rene Siegfried, Lashbak CGS 6013, Veerdienst 3 en nu ook de Marot vormen samen het Binnenvaartmuseum van Vereniging De Binnenvaart in Dordrecht. (JH/PN)

Franse motor Marot keert vrijdag terug in Dordrecht | Schuttevaer.nl

Franse motor Marot keert vrijdag terug in Dordrecht

Vereniging De Binnenvaart verwacht vrijdag 20 juli haar nieuwe aanwinst, de Franse motor Marot, in Dordrecht. Het schip wordt voorlopig afgemeerd langszij de museumduwboot René Siegfried.

jos hubens marot

De Franse motor is een scheepstype dat na de Tweede Wereldoorlog van grote betekenis is geweest voor de wederopbouw van West-Europa. Er waren twee typen, namelijk de kleine Franse motor met een tonnage van circa 720 ton en een lengte van 63,31 meter en de grote Franse motor van 73,50 meter lengte en een tonnage van 900 ton. De breedte van beide scheepstypes was gelijk, circa 7,10 meter en allemaal waren ze uitgerust met 480 pk Enterprise dieselmotor van Amerikaanse makelij uit San Francisco. Er zijn twee series van in totaal 120 standaardschepen gebouwd. Ze werden in Amerika en Canada geprefabriceerd. De tekeningen van de kleine Franse motor werden in 1939 gemaakt op de tekentafels van scheepswerf De Biesbosch in Dordrecht. Met de besprekingen voor de bouw van deze schepen werd al in de oorlogsjaren, in 1943, een begin gemaakt. Van het kleine type zijn er 25 gebouwd en van de grote 95.

Marshallhulp

Toen de Verenigde Staten na de oorlog met het Marshall-hulpplan kwam, werd de levering van een deel van deze schepen in het Marshallplan ingepast, omdat Frankrijk voor een deel van de hulp transportmiddelen verkoos. Alle 120 Amerikaans-Canadese motorschepen werden eigendom van de Franse staat en kwamen dan ook onder Franse vlag te varen. Daarom werden ze Franse motor genoemd.
Het ontwerp van de grote Franse motor was afkomstig van de Zwitserse scheepsbouwmeester A.J. Ryniker uit Bazel. De schepen werden als bouwpakketten vanuit Canada en Amerika aangeleverd.
Voor de assemblage van deze 47 grote Franse motoren werd op het terrein van scheepswerf De Biesbosch een aparte helling aangelegd, die al snel de benaming Amerikaanse helling kreeg. Scheepswerf De Biesbosch heeft zelf ook nog 13 grote Franse motors gebouwd. Deze onderscheiden zich van hun zusterschepen, omdat ze geheel zijn geklonken. In tegenstelling tot de 82 andere schepen die grotendeels zijn gelast. Zo werden in Dordrecht 35 van de 95 grote schepen gebouwd en afgebouwd. De resterende 60 schepen werden in Frankrijk gebouwd op de SCAR-werf in Straatsburg 25 stuks, Duchese & Bossiére in Le Havre bouwde 14 schepen en bij de Marine Arsenal-werf in Cherbourg werden er nog eens 21 gebouwd. De schepen die op de twee laatstgenoemde werven werden gebouwd, konden uiteraard niet binnendoor de Rijn bereiken en zijn daarom over zee, via Rotterdam naar Dordrecht gesleept.

Museumschip

Van de 21 stuks afgebouwde grote Franse motoren is de Marot één van de bouwpakketten die op Marine scheepswerf in Cherbourg zijn geassembleerd. De Marot is een van de laatste die in 1953 over zee naar Dordrecht zijn versleept. De Enterprise motor die nog steeds naar volle tevredenheid in de Marot draait, op GTL brandstof, heeft als bouwjaar 1947. Waar de scheepsnaam Marot van afkomstig is, is niet helemaal duidelijk, maar waarschijnlijk is het schip vernoemd naar de Franse verzetsstrijder uit de Tweede Wereldoorlog; Henri Marot (1916-1944) of naar de hofdichter Clément Marot uit de 16de eeuw. De Marot kwam onder de vlag van de Franse staatsrederij CNFR uit Straatsburg op de Rijn te varen. In 1981 werd ze verkocht aan de familie Bruinsma uit Den Burg en Maria-B gedoopt. Jaap de Haan en Petra van Voorst kochten het schip in 1990 en noemden haar Jan van Voorst, naar de vader van Petra. Stichting De Binnenvaart heeft de Jan van Voorst gekocht in 2018 en ze krijgt de functie van museumschip als centraal schip van Leefwerf De Biesbosch. Zij krijgt haar originele naam Marot weer terug. Ze gaat de geschiedenis vertellen van de Marshallhulp en scheepswerf De Biesbosch. De befaamde (binnenvaart) modelbouwer Harry Tullemans is een maquette (1:150) aan het bouwen van deze beroemde werf uit de jaren na de Tweede wereldoorlog. Ook wil de vereniging de evolutie van de binnenvaart in de 20ste eeuw laten zien. De Rene Siegfried, Lashbak CGS 6013, Veerdienst 3 en nu ook de Marot vormen samen het Binnenvaartmuseum van Vereniging De Binnenvaart in Dordrecht. (JH/PN)