Kabeljauw terug, afzetmarkt weg

De kabeljauwvangst begint een probleem te worden op de Noordzee. Boomkorvissers kunnen de vissoort niet ontwijken, waardoor veel overboord moet worden gegooid en seizoensmatige rondvisvissers weten zich geen raad met de soms buitensporige hoeveelheden kabeljauw die ze in een kort tijdsbestek vangen. Het quotum biedt totaal geen ruimte en veroorzaakt een enorm percentage aan discards.

Kabeljauw terug, afzetmarkt weg

Door W.M. den Heijer
In Scheveningen is de grootste groep staandwantvissers gestationeerd en daar is het probleem rondom de kabeljauw en de afzet ervan gesprek van de dag. Visdetaillisten en handelaren hebben er een uitgesproken mening over. In het Zeemanshuis nabij de visafslag luchten vooral rondvisvissers hun hart.‘In de jaren zeventig en tachtig groeide de kottervloot als kool. Schepen werden groter en krachtiger. Aan vis geen gebrek. Ik heb zelf in die jaren miljoenen kabeljauwen in de visafslag staan snijden. Allemaal voor de export’, vertelt Fred van der Toorn, die samen met zijn broer een viszaak aan de bekende Haagse markt runt. ‘Er werd zelfs zoveel kabeljauw aangevoerd dat er een extra grootteklasse aan te pas moest komen om te voorkomen dat tonnen overboord gingen. Het getuigde in elk geval niet van rentmeesterschap. Na een paar jaar legde de kabeljauw zowat het loodje, want toen werd het steeds moeilijker om ze te vangen. De quota werden uitgeknepen en de visser moest het doen met soms niet meer dan vijftig kisten kabeljauw per week. Later zelfs nog minder. Daar kan een groothandelaar dus niet mee uit de voeten als hij zijn klanten tevreden wil stellen.’
‘Komt niet goed’Binnen enkele jaren zagen de rondvisvissers hun quota achteruithollen en in de tweede helft van de jaren negentig viel er nauwelijks nog kabeljauw te vangen. Toen de aanlandingen van kabeljauw in Nederland, België, Duitsland en Engeland begonnen te stagneren, richtten de grootste kopers zich op kabeljauw uit Noorwegen en IJsland. Alternatieve soorten, zoals heek en pollack, kwamen eveneens in beeld. Daar konden voor de relatief kleine Nederlandse markt kibbelingen van worden gesneden. Met een krokant laagje eromheen proefde de consument geen verschil. Intussen hebben deze soorten de kabeljauw verdrongen. Het laatste decennium hebben heek en pollack ook nog gezelschap gekregen van pangasius en tilapia. Daar valt nog steeds goed aan te verdienen. Het zijn goedkope kweeksoorten die er gefileerde vorm vaak gelikt bij liggen. Fijnproevers geven de voorkeur aan echt visje uit de Noordzee, maar de doorsnee consument is al lang geen fijnproever meer.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Wilt u onbeperkt lezen? Word abonnee en krijg toegang tot unieke maritieme vakinformatie waarmee u altijd up-to-date bent.

Abonneer

Kabeljauw terug, afzetmarkt weg | Schuttevaer.nl

Kabeljauw terug, afzetmarkt weg

De kabeljauwvangst begint een probleem te worden op de Noordzee. Boomkorvissers kunnen de vissoort niet ontwijken, waardoor veel overboord moet worden gegooid en seizoensmatige rondvisvissers weten zich geen raad met de soms buitensporige hoeveelheden kabeljauw die ze in een kort tijdsbestek vangen. Het quotum biedt totaal geen ruimte en veroorzaakt een enorm percentage aan discards.

Kabeljauw terug, afzetmarkt weg

Door W.M. den Heijer
In Scheveningen is de grootste groep staandwantvissers gestationeerd en daar is het probleem rondom de kabeljauw en de afzet ervan gesprek van de dag. Visdetaillisten en handelaren hebben er een uitgesproken mening over. In het Zeemanshuis nabij de visafslag luchten vooral rondvisvissers hun hart.‘In de jaren zeventig en tachtig groeide de kottervloot als kool. Schepen werden groter en krachtiger. Aan vis geen gebrek. Ik heb zelf in die jaren miljoenen kabeljauwen in de visafslag staan snijden. Allemaal voor de export’, vertelt Fred van der Toorn, die samen met zijn broer een viszaak aan de bekende Haagse markt runt. ‘Er werd zelfs zoveel kabeljauw aangevoerd dat er een extra grootteklasse aan te pas moest komen om te voorkomen dat tonnen overboord gingen. Het getuigde in elk geval niet van rentmeesterschap. Na een paar jaar legde de kabeljauw zowat het loodje, want toen werd het steeds moeilijker om ze te vangen. De quota werden uitgeknepen en de visser moest het doen met soms niet meer dan vijftig kisten kabeljauw per week. Later zelfs nog minder. Daar kan een groothandelaar dus niet mee uit de voeten als hij zijn klanten tevreden wil stellen.’
‘Komt niet goed’Binnen enkele jaren zagen de rondvisvissers hun quota achteruithollen en in de tweede helft van de jaren negentig viel er nauwelijks nog kabeljauw te vangen. Toen de aanlandingen van kabeljauw in Nederland, België, Duitsland en Engeland begonnen te stagneren, richtten de grootste kopers zich op kabeljauw uit Noorwegen en IJsland. Alternatieve soorten, zoals heek en pollack, kwamen eveneens in beeld. Daar konden voor de relatief kleine Nederlandse markt kibbelingen van worden gesneden. Met een krokant laagje eromheen proefde de consument geen verschil. Intussen hebben deze soorten de kabeljauw verdrongen. Het laatste decennium hebben heek en pollack ook nog gezelschap gekregen van pangasius en tilapia. Daar valt nog steeds goed aan te verdienen. Het zijn goedkope kweeksoorten die er gefileerde vorm vaak gelikt bij liggen. Fijnproevers geven de voorkeur aan echt visje uit de Noordzee, maar de doorsnee consument is al lang geen fijnproever meer.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Wilt u onbeperkt lezen? Word abonnee en krijg toegang tot unieke maritieme vakinformatie waarmee u altijd up-to-date bent.

Abonneer